268

KNUT HAMSUN 70 JAAR.

Laten we als een voorloopige bewering vooropzetten, dat als een dichter gestalten schept aan zijn eigen wezen ontleend, hem twee hoofdwegen openstaan. Hij kan den weg kiezen van de positieve oprechtheid, zooals wij haar zouden kunnen noemen: voor zijn geweten en de heele wereld zich zelf blijven, zijn dichterlijke schepping als het ware vormen uit zijn eigen vleesch en bloed en dan voor dien persoon opkomen. Of hij kan de negatieve oprechtheid kiezen: aan den persoon zijner verdichting eigenschappen van zich zelf toekennen, maar dan zich in de deugd sterken door hem gevoelig te tuchtigen.

Een derde methode moet ook genoemd worden. De dichter kan een zoogenaamd zedelijk ideale figuur uitbeelden, d.w.z. met eigenschappen die de dichter zelf niet heeft, maar die hij smachtend bewondert. Hoe moeielijk dat is, bewijst de literatuur van heel de wereld met duizenden voorbeelden. Zulke ideaalfiguren loopen gevaar öf futloos braaf te worden (zooals Koning Haakon in Ibsen's „Kroonpretendenten") of in het overdrevene verfijnd en onecht (zooals Paul Lange in Björnsons drama). Hamsun heeft nu en dan zulke ideale personen voorgesteld, o.a. in „Börn av Tiden" en „Markens Gröde."

In „Kinderen van onzen tijd" is het niet gelukt zooals het m de bedoeling lag. Aan den hoofdpersoon, luitenant Holmsen, zijn heel veel veronderstellingen en eigenschappen toegekend, die Hamsun's hoofdpersonen anders niet hebben. Hij is rijk of ten minste van rijke familie, een man met de tradities van de overheerschende klasse. Hij is van een oud geslacht, uit beschaafd milieu, een man van fijne opvoeding, hoog in aanzien, met veel macht — een patriciër.

Er is tegen luitenant Holmsen alleen dit in te brengen, dat zijn optreden niet aan de beweringen van den dichter beantwoordt. Hij is opvliegend, dreigend, aanmatigend, tiranniek en grof tegen de gezaghebbende plaatselijke ambtenaren — alsof hij een typisch parvenu was, iemand die langdurige onderdrukking en oud onrecht te wreken heeft. Hij legt het er op toe zich te laten gelden, alsof hij een nieuw man was op zijn stoel. Zijn kinderachtige familietrots en even kinderachtige prikkelbaarheid kunnen moeielijk als een bewijs van oude cultuur opgevat worden, ze verschillen al heel weinig