DE GRENZEN VAN HET HEELAL.*

Ons zonnestelsel wordt door de tusschen zon en planeten werkende aantrekkingskracht vast te zamen gehouden. De aantrekkingskracht van de ons het meest dicht genaderde vaste ster (alpha-Centauri) tot de buitenste planeet Neptunus verhoudt zich tot de aantrekkingskracht der zon tot Neptunus als één tot honderd millioen. Men behoeft dus geen zorgen te hebben, dat Neptunus eens aan ons stelsel zou kunnen ontvallen. De vraag, waarmee de astronomie zich tegenwoordig bezig houdt, is nu deze: Zijn er in het heelal grootere dynamische eenheden te vinden? Gaan wij van de zon uit naar alle richtingen in de wereldruimte, dan begint op eenigen afstand de dichtheid der sterren belangrijk af te nemen. Men kan derhalve om ons zonnestelsel een grooter sterrenstelsel afzonderen, dat men tegenwoordig het „lokale sterrenstelsel" noemt.

Dit sterrenstelsel te onderzoeken was het levenswerk van den Hollandschen astronoom Kapteyn. Het stelsel heeft den vorm van een lens, waarvan de grootste middellijn een lengte van 10.000 tot 20.000 lichtjaren heeft en wier dikte ongeveer 4000 tot 5000 lichtjaren bedraagt.

De grootste dynamische eenheid is dit stelsel evenwel niet en dat is een van de belangrijkste resultaten van de nieuwe onderzoekingen. Door een nieuwe methode (de waarneming van de periode der Cepheïden) is het gelukt, de metingen in de wereldruimte van duizenden lichtjaren tot millioenen lichtjaren uit te breiden. Daarbij is het volgende aan het licht gekomen: Behalve de sterren van het „lokale systeem"

* Ontleend aan „Der Naturforscher" , Jaarg. X, Afl. 9, Hugo Bermühler Verlag, Berlin.