WAPENFABRICAGE EN WAPENHANDEL

poozen voort tot 12 Juli 1924, op welken datum een nieuwe ontwerp-conventie voor het toezicht op den internationalen wapenhandel gereed was. Nu moest de Volkenbond allereerst een internationale conferentie van alle betrokken regeeringen bijeenroepen om deze ontwerpconventie aan te nemen of zoo te wijzigen, dat zij de verworpen Conventie van St. Germain zou kunnen vervangen. De Regeering der Vereenigde Staten gaf te kennen, dat zij bereid was aan een dergelijke conferentie deel te nemen.

Hoe was de houding der Vereenigde Staten gedurende deze besprekingen te Genève? Van het meeste belang was hun houding ten aanzien van de particuliere vervaardiging van wapenen en oorlogsbehoeften. Hieronder vallen bewapeningen te land, ter zee en in de lucht, bijv. artillerie en tanks, slagschepen en onderzeeërs, bombardements- en andere oorlogsvliegtuigen.

Herhaaldelijk werd er te Genève, zooals in boven aangehaalde besluiten, op aangedrongen, dat de komende conventie zoowel den handel in als de particuliere fabricage van wapenen zou omvatten. Wij treffen dezen eisch opnieuw aan in September 1923, toen de Vierde Assemblée de wenschelijkheid uitsprak, dat de Raad, wanneer hij het rapport van de

Tijdelijke Gemengde Commissie betreffende den wapenhandel en de particuliere fabricage van wapenen heeft ontvangen, de vraag in overweging zou nemen, of het aanbeveling verdiende een internationale conferentie ter vaststelling van desbetreffende conventies bijeen te roepen." De houding van de Vereenigde Staten werd duidelijk, toen Grew den 6en Februari 1924 een belangrijke verklaring namens zijn Regeering aflegde, welke in de officiëele notulen als volgt is vastgelegd: „Wat betreft de wenschelijkheid om in één ontwerpconventie de beide vraagstukken van controle op den wapenhandel en controle op de particuliere fabricage van wapenen en munitie te vereenigen, deelde Grew de Commissie mede, dat zijn instructies hem geen machtiging verleenden over eenig ander onderwerp dan den handel in wapenen te onderhandelen. Op die voorwaarde hadden de Vereenigde Staten de uitnoodiging aangenomen om een vertegenwoordiger te zenden om de vergaderingen van de Commissie bij te wonen."

w. B. II. '934. 4