WAPEN FABRICAGE EN WAPENHANDEL

missie, toen zij in haar eerste vergaderingen in Februari 1921 de ontwapening begon te bestudeeren. Europa had door den oorlog een les geleerd. In haar rapport aan de Assemblée in September 1921 bracht zij o.m. de volgende feiten aan het licht:

dat wapenindustrieën getracht hebben regeeringsambtenaren om te koopen, zoowel in binnen- als buitenland;

dat wapenindustrieën valsche berichten hebben verspreid aangaande de militaire en maritieme programma's van verschillende landen, teneinde de uitgaven voor bewapening op te drijven;

dat wapenindustrieën getracht hebben de publieke opinie te beïnvloeden door de beheersching van dagbladen in binnenen buitenland;

dat wapenindustrieën een vicieuzen bewapeningscirkel hebben tot stand gebracht, waardoor de bewapeningswedloop is aangewakkerd, door het eene land tegen het andere uit te spelen;

dat wapenindustrieën internationale wapentrusts hebben gevormd, die den prijs van aan verschillende Regeeringen verkochte wapenen hebben opgevoerd.

Onder pressie van Europeesche arbeidersleiders als Léon Jouhaux van Frankrijk werden in hetzelfde rapport de volgende maatregelen aanbevolen om den strijd aan te binden met wat aan het licht was gekomen:

Verbod van allen uitvoer van wapenen zonder speciale vergunning van de regeering van het uitvoerende land;

verbod van allen invoer van wapenen zonder speciale vergunning van de regeering van het invoerende land;

verplichting tot publicatie van dergelijke vergunningen door den Volkenbond;

verbod op het vervaardigen van munitie of oorlogswerktuigen zonder vergunning van de regeering en eventueele publicatie van dergelijke vergunningen door den Volkenbond;

conversie van aandeelen aan toonder in aandeelen op naam;

verplichting voor wapenindustrieën om op gezette tijden volledige verslagen te publiceeren omtrent hun financieelen toestand en door hen aangegane contracten;