nieuw verschijnsel op saturnus

mengverhoudingen aantreffen: ammoniumhydroxyde, aethaan en vooral methaan, het mijngas, zouden naast stikstof en waterstof er in voorkomen.

Van uitgebreide beteekenis is het, dat ten minste een deel van de theorie van Jeffreys door zorgvuldige onderzoekingen van het door Saturnus teruggekaatste licht kan worden bewezen. Terwijl de ontleding van het licht, dat door de vaste sterren tot ons komt, ons een diepen blik gunt in de samenstelling van de buitenste lagen van de ster, is dit bij Saturnus niet zonder meer het geval, daar het hier geen eigen, doch teruggeworpen stralen zijn. En toch moet het mogelijk zijn, uit de veranderingen, die het licht bij het gedeeltelijk indringen in de atmosfeer en bij het terugzenden naar de Aarde ondergaat, iets omtrent de daar aanwezige gassen te weten te komen. De laatste onderzoekingen van den astronoom Wildt uit Göttingen, die hierop betrekking hebben, schijnen de opvatting te bevestigen, dat in het bijzonder methaan een belangrijk bestanddeel van de atmosfeer van Saturnus uitmaakt.

Van welken aard de plotselinge storingen zijn, die het optreden van de witte vlek tengevolge hebben, kan men nog niet met zekerheid zeggen. Prof. Dr. Graff, die het verschijnsel reeds in 1903 kon waarnemen, vermoedt, dat we hier met een natuurverschijnsel te maken hebben, waarbij lichte gassen door het nevel- en wolkenomhulsel van de planeet heen naar boven dringen, waarna zij zich tot een bepaalde, belangrijke hoogte langs den equator uitbreiden. Deze gaswolken lichten in het zonlicht; er is geen reden toe, aan hen een eigen uitzending van licht toe te schrijven.

Zoo is Saturnus zelf op eens in het middelpunt van de astronomische belangstelling geraakt, terwijl de planeet voorheen slechts om haar wondermooien ring werd beschouwd.

J. Rosenhagen.