GEDACHTEN OVER DEN „TURKSCHEN MARNE-SLAG"
lezenswaardige Fransche bronx) telde het Grieksche leger in Klein-Azië in Januari 1921 — dus vóór het begin van de eerste operatie tegen Eski Schehir — 4073 officieren, 105.270 man, 207 stukken veld- of berg- en 36 stuks zwaar geschut, terwijl de Kemalisten slechts op 55 tot 60.000 man geschat werden. In Augustus 1921 aan de Sakaria werden Mustapha Kemal zelfs slechts 40.000 man toegewezen, die echter tijdens den slag door 2 uit Cilicië en den Kaukasus gehaalde divisies op 70.000 werden gebracht. In den laatsten beslissenden slag, in Januari 1922, beschikten de Grieken op een front van 280 km over 220.000 man met 380 kanonnen, terwijl Mustapha Kemal op een aanvalsfront van 80 km 130.000 man en 200 stukken geschut geconcentreerd had. De verliezen der Grieken in beide oorlogsjaren samen wordt door Bryac met totaal 2746 officieren en 82.012 man aangegeven. Over het totaal der Turksche verliezen is geen statistiek bekend.
Ook over de afstanden, het landschap alsmede de armoede van het terrein van den krijg aan straten en spoorwegen heerscht dikwijls gebrek aan kennis. Tusschen Athene en Smyrna liggen 450 zeemijlen, tusschen Smyrna en Angora 525 km luchtvaart — d.i. bijna zoo ver als van Metz over Parijs tot den Atlantischen Oceaan — onherbergzaam, bergachtig hoogland, dat hier en daar een steppen- of woestijnachtig karakter draagt, weinig bevolkt is, slechts over een enkelen spoorweg van weinig beteekenis in W. O.-richting en over zeer weinig voor militaire doeleinden bruikbare straten beschikt. Deze omstandigheden gaven den geheelen oorlog van de zijde van den aanvaller min of meer het karakter van een kolonialen oorlog, die zelfs groote landen, met grootere hulpmiddelen en ervaringen dan Griekenland bezat, voor een bijzonder moeilijke taak zou gesteld hebben. Anderzijds leiden de omstandigheden onwillekeurig tot eene vergelijking met den tocht van Napoleon naar Moskou, want in laatste instantie is de mislukking der Grieken toe te schrijven aan de majesteit der ruimte en aan de afhankelijkheid van de basis in het vaderland.
Dat Mustapha Kemal zijne strategie op een dergelijken
i) Colonel Bujac: „Les campagnes de 1'Armée Hellénique, 1918—1922. Paris—Limoges—Nancy 1930. Charles Lavauzelle en Cie.