HET LAATSTE BETREFFENDE DE HOOGTESTRALEN

condensatiekernen spelen en daarmee den regen doen optreden. Doch ook ionen, d.w.z. electrisch geladen atomen, kunnen dezen invloed uitoefenen. En deze ontstaan in een groote menigte langs de baan van een hoogtestraal; men zegt derhalve: het gas wordt door den straal ,,geioniseerd". Zoo zal de afzonderlijke hoogtestraal in de ,,Wilson-kamer" als een goed zichtbare nevelstreep te herkennen zijn en gefotografeerd kunnen worden.

Hoe kunnen wij evenwel iets naders te weten komen omtrent den aard van de stralen? Hebben wij met een golfbeweging te doen, zooals het licht, of zijn het bewegende deeltjes, bijv. electronen met groote snelheid? En wanneer het laatste het geval is, hoe groot is dan de snelheid of, wat op hetzelfde neerkomt, de energie?

Beide vragen schijnen door dezelfde proef beantwoord te kunnen worden. De rechte baan van een electron wordt in een magneetveld gekromd, ja, wanneer het magneetveld sterk genoeg is, kan zij zelfs tot een spiraal „opgewonden" worden. In hetzelfde magneetveld beschrijven langzamer zich bewegende electronen kleinere spiralen dan de snellere (welke meer energie bevatten). Men kan dus uit de sterkte van het toegepaste magneetveld en de kromming van den spiraal de energie der stralen berekenen. Zijn de hoogtestralen op te vatten als golven, dan ondergaan zij geen invloed van het magneetveld.

In werkelijkheid toonen de proefnemingen, in het bijzonder die van den Amerikaan Anderson in Californië en van den Duitscher Kunze in Rostock aan, dat alle banen van de kosmische stralen in het magneetveld van de Wilsonkamer meer of minder sterk gebogen worden. Wel vereischten deze proeven ongelooflijk sterke magneetvelden en de uitnemende bouw van zulk een magneetspoel heeft ten slotte niet weinig bijgedragen tot het welslagen van de proeven van Kunze.

Nauwkeurige berekeningen toonden aan, dat de waargenomen stralen uit electronen, dus stofdeeltjes, bestaan. Ook de tweede vraag, namelijk die omtrent de energie van deze deeltjes, kon op grond der proeven beantwoord worden: tot 10 milliarden volt en in enkele gevallen nog daarboven bedroeg de energie dezer electronen, die daarmee ons in