OOSTELIJKE BUREN EN DE OOSTZEE-STATEN

voor wat deze tot stand gebracht hebben. De revoluties, die Groot-Britannië en de Geallieerden in 1919 ondersteunden, waren niet zoo zeer nationale omwentelingen als wel sociale opstanden. De Engelsche liberale denkbeelden van het heilige recht der kleine naties werden bezegeld in een samengaan met de Fransche opvatting, dat een natie van zelf een souvereine staat beteekent volgens Wilson's „zelfbeschikkings"-leer. Dezelfde zegepraal van de idealen der Fransche revolutie werd behaald over de geheele lengte van Oost-Europa, waardoor het Oostenrijk-Hongaarsche rijk „gebalkaniseerd" en de verwarde toestand geschapen werd, waarmede wij nu te kampen hebben.

Het mag niet vergeten worden, dat de Duitsche Balten met de grootste dapperheid vochten bij de verdrijving der bolsjewistische legers van de Oostzee. Maar de tusschenkomst der Geallieerden ten gunste der Estlandsche en Lettische nationale vergaderingen beroofde hen van het hun toekomend aandeel in de „zelfbeschikking" van hun geboorteland. De „agrarische hervormingen", die door de overwinnende Lettische en Estlandsche chauvinisten ingevoerd werden, handicapten hun vroegere erfelijke meesters in hooge mate. De groote landgoederen werden verbeurd verklaard, hun familiehuizen verwoest, hun gebouwen, machines en gereedschappen onbruikbaar gemaakt. Het land werd verdeeld onder kleine boeren, de vroegere heeren der bezitting werden verlaagd tot den stand van de boeren, adellijke families woonden dikwijls in kleine huisjes of bijgebouwen, terwijl het voorvaderlijk huis voor hun oogen tot puin verviel. Veel propaganda is gemaakt om deze „hervormingen" te rechtvaardigen en te trachten het bewijs te leveren van het voordeel er van voor de betrokken landen. Engelschen journalisten, onbekend met de Duitsche taal, is zorgvuldig zand in de oogen gestrooid, om hen te doen gelooven in de verbetering van den landbouw en de algemeene welvaart van het volk. Maar zij zijn blind gemaakt voor de voornaamste resultaten: de verdrijving en neutraliseering van een cultureele macht door een wraakzuchtige en eigengerechtigde klasse van nationale parvenus; de onnatuurlijke groei van een inheemsche stadsbevolking en de schepping van een intellectueel