292

OVER DE VERPLAATSING DER CONTINENTEN.

nenten; dit nu is volkomen in strijd met de theorie van de afdrijving der continenten. Maar laten we dit ter zijde stellen! Het zal gemakkelijk zijn, deze tegenspraak te niet te doen, zoo men veronderstelt, dat één enkel plateau van sial op het sima drijft, dat alleen in den Stillen Oceaan dezelfde hoogte heeft; de krachten, die op dit plateau werken, veroorzaken afdrijving naar het Westen en maken, dat het zich voornamelijk uitstrekt in de richting Oost-West, met plaatselijke afneming van dikte, waardoor b.v. de Atlantische Oceaan gevormd wordt; op een andere plaats drukt de centrifugale kracht, die het van de polen wil verwijderen, de twee helften Noord en Zuid tegen elkaar, waardoor de vouwingen en de bergketens gevormd worden. En daar hebben we nu een andere afdrijving gekregen, die ons alle voordeelen biedt en alle moeilijkheden vermijdt en die daarenboven de oorzaak van de vorming der bergen verschaft, bijna tenminste! Want wie ziet niet in, dat de hypothesen niets kosten en dat men ze maar zonder eenig bezwaar opstelt?

Maar zoo men niet alle kwesties beantwoordt, die zich op elkaar stapelen, of zoo men ze terzijde stelt, niets verhindert het generaliseeren. Laten we dus veronderstellen, dat in het laatste deel van de steenkoolformatie alle continentale massa's werkelijk één enkel, groot vlak hebben gevormd: dit vlak is daarna gebroken en verdeeld in verscheidene kleine, meer of minder uitgestrekte stukken, bestemd om de eilanden en de tegenwoordige continenten te vormen. En deze stukjes, ten prooi aan verschillende bewegingen, zijn gaan afdrijven, hebben zich van elkaar verwijderd, om hun tegenwoordige plaats in te nemen, die, natuurlijk, niet volkomen bepaald zou zijn. Het Zuidpoolgebied, Australië en Indië waren vroeger met Afrika vereenigd; ontstaan in de Jura-periode, in de krijtformatie en in de tertiaire formatie, moeten breuken, gevolgd door afdrijvingsbewegingen ze vervolgens van elkaar hebben verwijderd.

Inderdaad, de werkelijke verdienste van deze theorie is, dat ze niet in botsing komt met andere theorieën: men kan hierbij de horizontale verplaatsingen aannemen, voor de vorming van bergketens noodzakelijk; ze kan in overeenstemming zijn met de duurzaamheid der oceanen en met de