DER INTERNATIONALE BETREKKINGEN.

327

men van een juiste vertegenwoordiging der belangrijkste landen verzekerd kon zijn — door middel van haar afdeeling voor de universitaire betrekkingen — een eerste conferentie voor het treffen van een regeling inzake de hoogere internationale studie. Die conferentie kwam van 22 tot 24 Maart 1928 in de Deutsche Hochschule für Politik te Berlijn bijeen.

Het resultaat overtrof de verwachtingen. Het was een sensationeele gebeurtenis, te zien, hoe de directeuren der vertegenwoordigde instellingen (van wie de meesten elkaar nooit eerder hadden ontmoet) elkander als collega's beschouwden en, wat van meer beteekenis is, erkenden, dat zij in wezen hetzelfde doel nastreefden.

De Conferentie van Berlijn kreeg het karakter van een bijeenkomst, waarop in nauwe samenwerking belangrijk werk werd gedaan, tot groote voldoening van de deelnemers aan de conferentie. Zij duurde drie dagen en de wensch werd geuit, nog vóór het einde van het jaar een nieuwe samenkomst te houden. Het Internationaal Instituut was niet in staat dien wensch te verwezenlijken, maar voor 1929 werd een tweede conferentie bijeengeroepen, de conferentie, die zoo juist te Londen in het Royal Institute for International Affairs heeft plaats gehad. Men kan zeggen, dat het eerste resultaat ervan is, dat die vorm van samenwerking der instellingen voor de wetenschappelijke bestudeering der internationale betrekkingen voortaan als iets permanents kan worden beschouwd, daar een uitvoerend comité de verbindingsschakel vormt tusschen de jaarlijksche conferenties en de chef van de afdeeling der universitaire betrekkingen van het Internationale Instituut de functie van secretarisgeneraal vervult.

De instellingen, die op het oogenblik tot dit verband behooren, zijn de volgende1):

1) Voor de landen, waarin een centraal comité bestaat van de instellingen voor de bestudeering der internationale betrekkingen, beslist dat comité over het opnemen van instellingen als lid. Het kan instellingen opnemen, die, hoewel zij zich op de studie van aanverwante onderwerpen toeleggen, toch niet speciaal tot de categorie van instellingen, waarvan hier sprake is, behooren. In de landen, waar geen centraal comité bestaat, kunnen alleen die instellingen in aanmerking komen, die door hun wetenschappelijk karakter èn omdat hun