DE KOLONIALE POLITIEK VAN HET NIEUWE ITALIË

1911—1921 werden 12,5 millioen lire voor wegenaanleg uitgegeven, 98 millioen daarentegen alleen gedurende de drie laatste jaren; 140 millioen zijn voor het nieuwe programma uitgetrokken, d.i. 210—220.000 lire per kilometer. Tot 1934 moeten 930 km nieuwe wegen voltooid zijn. Gelijktijdig werden voor de haven van Bengasi, die door den bouw van molo's een beschutte ligplaats voor schepen zal worden, 170 mill. lire uitgetrokken. Aan concessies werden tot dusver slechts 17000 ha uitgegeven, een bescheiden getal in vergelijking met de zesmaal grootere oppervlakte in Tripolis. Maar elke maand voert nieuwe kolonisten aan, die, zooals in Juli 1933 de 174 boeren uit Apulië, thans meestal door een zelfstandige corporatie en een regeeringscommissariaat samen uitgezocht en bij hun pioniersarbeid ondersteund worden. Hun voornaamste landbouwgewas zal wel de tarwe zijn, maar ook van de ontwikkeling van de olijf- en amandelboomenteelt, van den wijn-, vlas- en ricinusbouw verwacht men veel succes. Tegenwoordig spelen nog onder de uitvoerartikelen het zout van de groote zeezoutpannen bij Bengasi, Gariunes en Ganfoeda, de (meestal door Grieken) langs de kust gevischte sponzen, benevens wol en vellen van de inheemsche schapenteelt de hoofdrol. In 1931 stond tegenover een overzeeschen uitvoer van 19 mill. een invoer van 138 mill. lire, de ongunstigste verhouding in alle Italiaansche koloniën, zooals in een tijd van militaire expedities niet anders verwacht kan worden.

Wat het klimaat betreft, dit oefent door de groote vochtigheid der lucht in de kuststreken op Europeanen een afmattenden invloed uit (in Bengasi gemiddelde jaartemperatuur 20,5°, hoeveelheid neerslag 254 mm); maar voor een duurzaam verblijf komt in de eerste plaats de beslist gezonde hoogvlakte in aanmerking (gemidd. jaartemperatuur 16-190, hoeveelheid neerslag 530-640 mm). Zelfs afgezien van het leger, bezit Cyrenaïca van alle Italiaansche koloniën het grootste percentage aan Italiaansche bewoners. Evenals in Tripolis, legt de Italiaansche regeering veel waarde op cultureele propaganda: intensieven steun aan de opgravingen van het beroemde ruïne-veld van Cyrene, oprichting van musea te Cyrene en Bengasi, inrichting van hygiënische