VAN DE ZESTIENDE TOT DE ACHTTIENDE EEUW

melding gemaakt. Men moet er Marseille bij noemen, dat zich voorbereidt voor zijn rol van haven voor het Oosten, sedert de betrekkingen van de koningen uit het huis Valois met de Porte aan Frankrijk een eerste positie in de Levant en ook in de Barbarijsche staten hebben verzekerd. Wat het Westen betreft, hebben wij reeds melding gemaakt van Bordeaux, maar men moet er de havens van de Baskische visschers bij noemen, zooals Bayonne (walvisch- en kabeljauwvisschers), verder de koopmansrepublieken van La Rochelle en Nantes, aan den mond van een destijds reeds bevaarbare rivier, en eindelij k die steden van de Loire, aan den oever waarvan een steeds reizend koningschap zijn hof en, men kan zeggen, zijn hoofdstad telkenmale verplaatst: Amboise, Tours, Blois, Orléans.

Frankrijk heeft den naam van een gelukkig land, dat het zonder zijn buren kan stellen, zoolang deze het zonder Frankrijk kunnen stellen. Als het woord autarkie had bestaan, zou men het op het Frankrijk van het midden der zestiende eeuw toepasselijk hebben geacht. Het had den naam slechts in enkele opzichten te kort te komen: edele metalen en voor de industrie benoodigde mineralen, zooals aluin.

Sedert de binnenlandsche vrede duurzaam gevestigd was door een monarchie, die streeft naar een centraliseerend absolutisme, sedert de verbetering (nog zeer relatief, maar voor de tijdgenooten merkbaar) van de verbindingswegen, heeft het zijn handel krachtig doen toenemen en zich de toekomstwegen ter zee zien ontsluiten. Al moge Frankrijk te laat zijn gekomen om den bewoners van het Iberische schiereiland den weg naar China ernstig te betwisten, al mogen de proefnemingen van Coligny in Florida en in Brazilië op een mislukking zijn uitgeloopen, het heeft toch, evenals de Nederlanders en de Engelschen, getracht de heerschappij over de Baltische zee aan de Hanseaten te ontrukken. En het heeft het middel gevonden om zijn aandeel te verwerven van de schatten der Nieuwe Wereld door aan het hongerige Spanje te verkoopen hetgeen aan dat land, voor zichzelf en zijn landen over zee, ontbrak t.w. koren, lijnwaden en ook werkkrachten. Het zijn ware „Fransche kolonies" die, aangetrokken door het verschil tusschen de koopkracht van het zilver aan de twee zijden van de Pyreneeën, in lange rijen naar