VAN DE ZESTIENDE TOT DE ACHTTIENDE EEUW

der beide partijen, dikwijls ook in verwoesting van dorpen, verhinderden het vrije spel der economische wetten. Een spel, in Frankrijk dikwijls geneutraliseerd door politieke rampen!

Het groote slachtoffer was de arbeidersklasse, die van haar loon leefde. Men moet de ontwikkeling niet over het hoofd zien, die sedert het begin der eeuw de industrieën ten deel gevallen was, als dat woord ten minste past bij een tijdperk, waarin het handwerk domineerde. Sommige traditioneele industrieën hadden reeds aardige kapitalistische allures, zooals de lakenfabricage, met een nauwkeurige verdeeling van de achtereenvolgende bewerkingen en een relatief ingewikkelde inrichting van haar machinerieën. Maar veel ernstiger was de toestand der nieuwe industrieën, die ten tijde der Renaissance ontstaan waren: de drukkerijen en de zijdefabrieken, die wisten te ontkomen aan het keurslijf der corporaties. Met de verhooging der prijzen ging slechts zeer langzaam een verhooging der loonen gepaard, een nominale verhooging, die de handwerkslieden aan de meesters slechts door het wapen van werkstaking ontrukten. De vorming van een waar arbeidersproletariaat leidde, te zamen met de vervolging om der wille van het geloof, tot een emigratie op groote schaal.

Twee klassen vooral breidden zich uit. Vooreerst die van hen die geld uitleenden: bankiers en financiers, in het bijzonder van diegenen onder hen, die afzonderlijk dan wel gegroepeerd in vereenigingen of fiartis aan den staat een voorschot verleenden op de opbrengst der indirecte belastingen, welke uiteraard van nature hypothetisch was. Daar het koningschap — en op diens voorbeeld — de steden onophoudelijk de bronnen van buitengewone inkomsten vermeerderden, hield het aantal van die partisans niet op toe te nemen. Het waren eerst vreemdelingen geweest, ervaren in de financieele praktijken, Italianen uit Lyon of elders, ook wel Duitschers. Daarna legden de Franschen zelve zich daarop toe, zelfs lakeien, die, na zich verrijkt te hebben door aan hun meesters leeningen te verstrekken, hun besparingen vruchtdragend maken in de publieke zaken. Sedert den tijd van Hendrik IV is dit naar voren treden der belastingpachters een der duurzame karakteristieke trekken van de Fransche maatschappelijke