DE MENTALITEIT VAN DEN RECHTER

Hetzij hij de Duitsche wetboeken bestudeert, die op den grondslag der Pandekten het recht uit vergelijkingen hebben afgeleid, hetzij hij aandachtig de nieuwe wetten van het Oosten en het verre Oosten bestudeert, overal zal hij de evolutie terugvinden, die ernaar streeft om de wet te socialiseer en, om de persoonlijke vrijheid slechts te beschouwen als maatschappelijk verschijnsel en slechts als zoodanig te erkennen en te beschermen, een opvatting die voor het eerst verkondigd is in de geschriften van Léon Duguit en die gehuldigd is in de Russische wetboeken van 1918 en 1922. De rechter moet van dat alles op de hoogte zijn om niet vreemd te staan tegenover de een of andere bewering of uit het veld te worden geslagen door de een of andere theorie. In de wereld der hedendaagsche ideeën moet hij geheel thuis zijn, al was het slechts om daarvoor op zijn hoede te zijn. Want hij moet nooit vergeten — en daarin ligt juist zijn eminente rol — dat hij de handhaver is van de grondslagen der maatschappij: het gezin, de eigendom, het contract; het contract, die vrije overeenkomst tusschen partijen, welke vroeger voor onaantastbaar werd gehouden, waarvan de eerbiediging volgens dat oude waandenkbeeld een kwestie van eer was, totdat het onder de belichting van het privaatrecht en het volkenrecht niet meer werd dan een breekbaar bibelotje, dat bij het minste stootje brak. Was het niet die thans uit de mode geraakte eerbied voor het eens gegeven woord, voor de eenmaal gezette handteekening, voor de wederzij dsche goede trouw, die onlangs een der presidenten van ons Hooggerechtshof deze woorden in den mond gaf, die ik voor mij zou willen gegrift zien op alle gerechtszalen van Frankrijk: „Onder alle bepalingen van onzen Code Civil weet ik er misschien geen enkele met een hoogere moraal en een edeler gestalte dan die vervat in artikel 1135: De wettelijk tot stand gekomen verbintenissen strekken partijen tot wet."

Ziedaar de wapenen, waarmede mijns inziens de moderne rechter ter terechtzitting behoort te verschijnen. Is dat voldoende? Geenszins. Het recht moge een wetenschap zijn, rechtspreken is een kunst, en de vereischten daarvoor zijn niet van theoretischen doch van practischen aard. Het rechtsfeit ontdekken achter de handig door partijen gegeven