HET WESTEN EN HET OOSTEN

het best worden voorgedragen door den eenling en in de eenzaamheid.

De Rag-raginïs, schoon aanmerkelijk ontwikkeld in de Oostersche muziek, kunnen — zij het ook in een min of meer primitieven vorm — worden aangetoond in de muziek over de gansche wereld, en het is onnoodig te zeggen dat de Westersche muziek hierop geen uitzondering maakt. De Rag-raginïs hebben buiten de muziek geen afzonderlijk bestaan, zij geven spontaan kleur er aan, verleenen haar leven, en vormen een bestanddeel van haar samenstelling. Volgens mijn meening kan geen muziek Rag-raginïs ontberen — zij zijn de ziel der toonkunst.

De Nocturnes van Chopin dragen den stempel der nachtelijke Raginïs zooals „Chhayanat", ,,Puravi", „ImanKalyan", enz. Meer nog doet de Raginï „Khambaj" ons denken aan werken van Rossini. Het spelen van eenige fragmenten uit den „Hochzeits-Marsch" van Mendelssohn kan aantoonen, dat deze hier en daar doortrokken is van den geest der Raginï „Bhimpalasree". De inleiding der „Sonate Pathétique" van Beethoven, lichtelijk gewijzigd, kan zeer goed als begeleiding worden aangepast bij den Indischen zang, „Amar Praner Byatha" („het Leed van mijn hart"), die gecomponeerd is in de Raginï „Pilvo-Baroan". door den Eerw. heer Kshitindra Nath Tagore. Wij weten echter, dat twee zangen, zelfs gezet in een identieke Raginï, niet geheel in alle bizonderheden op elkander passen; en het zou te veel verwachten zijn, dat eenig Westersch muziekstuk, dat den stempel van een bepaalde Raginï draagt, zijn nauwkeurig evenbeeld zou vinden in eenig Indisch lied van dezelfde Raginï. Het ware, inderdaad, onredelijk hier in ieder opzicht overeenkomst te verwachten. De twee populaire Engelsche liederen „Go where Glory wants Thee" en „The British Grenadiers" kunnen het best dienen om ons inzicht aan te toonen. De wijzen zijn op verdienstelijke wijs verindischt in de twee Raginïs „Misra Jhinjhit" en „Loom" in de beide zangen „Mori O Kahar Bachha" en „Jago Sabé Jago", respectievelijk door Dr. Rabindranath Tagore en den Eerw. Kshitindra Nath Tagore. Hieruit valt op te maken dat de Rag-raginïs niet een monopolie zijn van de Indische of