de „élite" in een democratische maatschappij

dingen, ofschoon niet tastbaar, bestaat het grootste deel van wat beklijft in het menschelijk streven naar geluk.

Ten slotte nog een opmerking. Bij deze verhandeling is uitgegaan van het axioma, dat de grondproblemen van maatschappelijke organisatie verstandsproblemen zijn en dat het derhalve, zooals van zelf spreekt, ook voor het intellect is weggelegd om die op te lossen. De verantwoordelijkheid van een élite is derhalve geweldig. Voor wie tot haar behooren is onwetendheid zonde en koppige onwetendheid de grootste zonde; het is hun allereerste taak, zich op de hoogte te stellen, en in de tweede plaats als daaruit voortvloeiende sociale plicht, hun kennis te verbreiden. Maar met dat verbreiden wordt niet bedoeld als wetgever op te treden; dit laatste is een uiting van gezag, waarbij eene élite gevaar loopt te ontaarden in een troep Philistijnen. Zij moet midden in het strijdgewoel staan, doch zich daarbuiten houden; wel het sein tot den strijd geven, doch het leger-commando weigeren. Zij moet dit soort van zelfverloochening aanleeren, hoe zwaar het ook valt, want zij moet de innerlijke beteekenis begrepen hebben van Goethe's grootsch aphorisme, dat de practijk gemakkelijk is, doch de theorie moeilijk.

Wanneer in onze dagen een dergelijke schare van mannen en vrouwen aanwezig was, zou hun bijdrage tot het totaal van maatschappelijk welzijn oneindig groot zijn. Zij zouden de doeleinden van 's menschen handelingen bepalen, zij zouden den maatstaf vaststellen, waarnaar handelend optreden geschat zou moeten worden. Zij zouden niet persoonlijk trachten het menschdom het beloofde land binnen te voeren. Doch zij zouden althans een kleine zekerheid hebben, dat zijn tenten waren opgebroken en dat het waarschijnlijk op den goeden weg was.

Harold j. Laski.