BESCHERMING TEGEN GIFGASSEN

hun oorsprong niet alleen daarin, dat het gas zoo moeilijk chemisch te binden is, doch ook in zijn reukloosheid. De verzadiging van het gebruikte ademhalingsfilter is namelijk niet door den reuk vast te stellen. Bij het doorgaan van alle andere gassen na verzadiging van het filter waarschuwt ons ons reukorgaan en dit geeft ons aanleiding om de vergiftigde atmospheer te verlaten. Een zeer goede uitvoering van het kooloxyde-filter berust op het volgende principe: de omzetting van kooloxyde door verbranding in kooldioxyde onder invloed van een mengsel van mangaansuperoxyde en koperoxyde als katalysator. De katalysator werkt alleen goed bij een bepaalde vochtigheid tot een geringen graad, die niet mag worden overschreden. Hoe dit bereikt wordt, zal hier niet behandeld worden. Als het filter bijna verzadigd is, gaat meer vocht door, waardoor een reukstof vrij komt. Hiervoor dient calciumcarbide, dat bij een bepaalde grootere vochtigheid den bekenden reuk afgeeft. Soms gebruikt men hiervoor ook een stof, die ammoniak afgeeft. Van zeer groot belang was deze uitvinding vooral voor de brandweer. De tegenwoordig bij de brandweer in gebruik zijnde gasmaskers bevatten behalve een kooloxyde-filter, ook een watten- en een koollaag, zoodat ze voor vele doeleinden geschikt zijn. Op deze plaats zij opgemerkt, dat er geen filter bestaat, dat gelijkmatig tegen alle gifgassen beschermt, al geven ons de nu gebruikelijke ademhalingsfilters korter of langer tijd tegen alle mogelijke gifgassen bescherming. Meestal zijn ze zoo ingericht, dat ze ons tegen een bepaalde gifstof of tegen een groep daarvan met zekerheid een langen tijd beschermen, terwijl ze daarbij aan werkzaamheid tegen andere gifgassen inboeten.

Ondanks hun groote bruikbaarheid kunnen de filterapparaten de zuurstofapparaten nooit volkomen verdringen; vóór alles niet daar, waar men rekening moet houden met hooge concentraties van een gifgas, zooals bv. bij den mijnbouw. Daarbij is men gedwongen, ook tegenwoordig nog, zuurstofapparaten te gebruiken. Door vast natrium- en kaliumhydroxyde wordt de uitgeademde lucht van koolzuur bevrijd. De bij de ademhaling verbruikte zuurstof wordt uit een zuurstofflesch aangevuld. Het aanvullen van de zuurstof wordt soms automatisch geregeld, zoodat, wanneer het