IN DEN ANTARCTISCHEN OCEAAN
kokerijen de vangst meestal in de nabijheid van beschutte baaien, zoowel bij de Zuid Shetland-eilanden, als ook bij het naburige Grahams-land, en verwisselen zij meestal tijdens het seizoen eenige keeren van standplaats. Sedert 1926 beginnen de hier werkende kokerijen tamelijk vroeg in het seizoen met de vangst ten zuidwesten en zuidoosten van de Zuid Shetland-eilanden aan den rand van het pakijs, waar zeer groote resultaten verkregen werden, terwijl zij zich daarna eerst geleidelijk verder noordwaarts naar de buurt der beschutte baaien verplaatsen. Ook enkele maatschappijen zonder concessie werken in de nabijheid van de IJsbarrière.
Van geringe beteekenis is de vangst bij de zuidelijke Sandwich-eilanden, die ongeveer precies ten oosten van Zuid-Georgië liggen. Eveneens vrijwel nauwkeurig ten oosten van Zuid-Georgië ligt Bouvet-eiland; het ligt aanmerkelijk dichter bij de zuidpunt van Afrika dan bij Kaap Hoorn.
Juist ten zuiden van Kaap Hoorn ligt Grahamsland en Oskar II-land. Bij het opsporen van nieuwe jachtterreinen zijn de schepen in de allerlaatste jaren steeds verder naar het westen gekomen. In de eerste plaats drong men in het gebied van het poolijs steeds dieper door, tot de Ross-Zee bereikt werd, die ongeveer 6000 km van Kaap Hoorn verwijderd is. Zij wordt sedert 1924 jaarlijks door een grooter aantal schepen opgezocht. De Ross-Zee is het gebied, dat het dichtst bij de Zuidpool ligt en waar doorgaans het ijs reeds groote moeilijkheden veroorzaakt. De vangtijd duurt hier slechts 3-4 maanden en zij geschiedt niet zoozeer in de eigenlijke Ross-Zee, die meestal vol met ijs is, als wel in de er voor gelegen, grootendeels ijsvrije wateren.
De walvischvangst in de Zuidzee had vroeger steeds overwegend plaats in de nabijheid van het land, op Zuid-Georgië met behulp van landstations, bij de Zuid Shetland-eilanden onder gebruikmaking van beschutte baaien. Daarom kon men volstaan met traankokerij en, die een draagvermogen van 3000-5000 ton bezaten. Steeds meer echter ging men tot de vangst in open zee over, zonder beschutting van het land, zonder versch water daar vandaan. Daartoe waren echter grootere en beter uitgeruste schepen noodig, werkelijke drijvende fabrieken, welke in staat moeten zijn de geheele
,1