ZWARIGHEDEN VAN DEN TROPISCHEN ASTRONOOM.*

De vraag „welk land is op wetenschappelijk gebied het meest verdienstelijk" is niet op eenvoudige wijze te beantwoorden. Het eene of het andere land zal boven aan de lijst worden gevonden al naar de wetenschap, die men in het bijzonder op het oog heeft of naar de wijze van beoordeeling. Maar de vraag „welk land is op wetenschappelijk gebied het meest verdienstelijk in verhouding tot zijn bevolking" laat minder meeningsverschil toe. Of men al als maatstaf neemt het aantal mannen van groote beteekenis, zooals Nobelprijswinnaars, of wel den omvang en de hoeveelheid van gepubliceerde onderzoekingen, in geen geval zal een volk in verhouding tot zijn bevolkingsgetal Nederland overtreffen.

De oorzaak van deze uitblinking moge voor hen die zich bezig houden met het bestudeer en van rassen, opvoedings-en regeeringsstelsels aanleiding zijn tot een zorgvuldig onderzoek, wij zullen ons hier alleen bezig houden met haar gevolgen op het gebied der sterrenkunde. Ieder kent de namen van den betreurden Kapteyn en den nog werkzamen de Sitter; de „Bulletins of the Astronomical Institutes of the Netherlands" is een der belangrijkste tijdschriften voor deze wetenschap.

Het grootste deel van dit voortreffelijke Nederlandsche werk is geheel of gedeeltelijk van theoretischen aard geweest om begrijpelijke redenen. Noch naar breedte, noch naar klimaat is Nederland erg geschikt voor groote teleskopen of waarnemingsstations van den eersten rang. Wel is bewonderenswaardig werk verricht met bescheiden instrumenten te Leiden, Utrecht en elders, maar de ligging van het land leent

Ontleend aan „Scientific American", April 1934.