METEOOR-SPECTRA EN HUN BETEEKENIS VOOR DE BEOORDEELING VAN DEN TOESTAND DER METEORIETEN.*

Terwijl een „vallende ster", een meteoor, op zich zelf een dagelijks voorkomend verschijnsel aan den hemel is, dat iedereen bekend is, moet het geval, dat ze fotografisch wordt opgenomen, als veel zeldzamer beschouwd worden. Ons menschelijk oog is namelijk een inrichting, die de omgeving onder een grooten hoek opneemt, waarbij het op te nemen gebied door de groote beweeglijkheid van het oog nog vergroot wordt. De kunstmatige inrichtingen zijn met betrekking tot dien hoek meer beperkt. Wie een gebied van den sterrenhemel fotografisch heeft opgenomen, door gedurende eenigen tijd, bijvoorbeeld een half uur, het beeld van de dagelijksche wenteling van den sterrenhemel met een zich daarmee meebewegenden kijker te fotografeeren, vindt soms na het ontwikkelen een lang, tamelijk recht spoor van een meteoor. Is het verschijnsel door anderen met het oog waargenomen, wat natuurlijk toeval is, dan kan de tijd, waarop de meteoor zichtbaar was, gewoonlijk sterker begrensd worden en het is duidelijk, dat dan voor de berekening van de baan van den meteoor de foto van meer waarde is dan de mededeelingen van ongeschoolde waarnemers, die veelal getroffen worden door het plotselinge verschijnsel en eerst later er aan denken het op te teekenen.

In Dorpat (Tartu) en aan de Amerikaansche observatoria heeft men stelselmatig foto's genomen. De Amerikanen lieten daarbij een schijf, waaruit regelmatig sectoren zijn weggesneden, met een bepaalde snelheid voor het objectief van den

* Ontleend aan „Der Naturforscher", io Jahrgang, Heft 2. Hügo Bermühler Verlag, Berlin — Lichterfelde.