HET STRAFRECHT IN DE SOVJET-REPUBLIEK.*

Het strafrecht van een staat hangt op het nauwst samen met de beteekenis die aan „staat" wordt toegekend, en met de opvatting van de op den staat rustende taak. Om het systeem van strafrecht, dat zich in den machtsstaat van de Sovjets ontwikkelt, te begrijpen, moeten we ons dus met de denkbeelden vertrouwd maken, die voor den communistischen overgangsstaat den achtergrond vormen.

Het marxisme kan den staat niet zien zooals het liberalisme het doet. Ver er van af de lijst te zijn rondom een voortbrengende gemeenschap, een in economisch opzicht harmonisch geheel, vertegenwoordigt de „staat" der Sovjets enkel de macht, de klassedictatuur in meer of minder bedekten vorm. Het geloof aan den „rechtsstaat" en aan de onpartijdigheid van het recht is dus verdrongen door de theorie van de klassedictatuur. „Het recht is het systeem van voor de maatschappij ontworpen regelen, die met de belangen van de heerschende klasse overeenkomen en beschermd worden door de macht van haar organisatie," zoo luidt het in de leidende grondbeginselen van Sovjet-Rusland in 1919. „De idee van den rechtsstaat is een welkom fata morgana voor de burgerlijke staatswetenschap, omdat ze geschikt is de aan alle kanten doorboorde religieuze ideologie te vervangen en voor de massa's het feit van de burgerlijke heerschappij te bedekken. De theorie van den rechtsstaat is ook gemakkelijker dan de verouderde theorie van de goddelijke instelling van het recht, omdat die, zonder de objectieve werkelijkheid weer te geven, toch op die werkelijkheid steunt." (Pasukanis). ^_

* Ontleend aan „Samtiden", Oslo. 1934. Aflevering V.