HOE VERSTAAN DE MIEREN ZICH MET ELKAAR?

bij de voedingsbron leidt, zooals bij de Lasiën: bij deze soort woiden, zooals Eidmann aantoonde, de bladluizen, die zooals bekend is, als een soort melkkoeien worden gehouden, zorgvuldig bewaakt en de bewakers komen steeds weer tot hen terug.

De zoo ingerichte arbeidsverdeeling behoeft soms slechts tijdelijk te zijn; de heden als voedselzoekers optredende individuen kunnen morgen misschien bewakers en later weer depots zijn. Zij kunnen evenwel ook zoodanig psychologisch gevormd zijn, dat bepaalde dieren de voorkeur geven aan een bepaalden arbeid en dezen trouw blijven (Formicinen), zoodat sommige exemplaren voortdurend in het nest verblijven, andere er steeds op uit trekken. Bij sommige geslachten wordt daardoor morphologisch een stempel op de individuen gedrukt, zooals bij Solenopsis en Messor, waarbij men kleinere dieren meer in het nest, de grootere daar buiten aantreffen kan, een verschijnsel, dat wij bij de bladsnijdende Zuid-Europeesche Atta capitata buitengewoon goed kunnen waarnemen. Wanneer tusschen de grootste vormen en de normale arbeiders de tusschenvormen verdwijnen, dan zien wij in de „soldaten", zooals bij Pheidole en Colobopsis, den laatsten graad van differentiatie voor ons.

De bij de arbeidsverdeeling waar te nemen activiteit speelt ook bij de verschillende wijzen van alarmeering een rol, d.w.z. bij het aan elkaar kenbaar maken van de verschillende graden van opgewondenheid. Men kan bij de meeste der onderzochte soorten drie wijzen van alarmeeren vaststellen, die evenwel alle in elkaar overgaan. De eerste bestaat uit meer of minder krachtig, herhaaldelijk knikken van het lichaam; daardoor kunnen door het langs elkaar wrijven van segmenten of door het opwerpen van het achterlijf geluiden ontstaan. Dit alarmsignaal verwekt bij de gealarmeerde slechts een geringe beweeglijkheid. In de nesten van Messor, Tapinoma, Lasius en Formica worden aldus de verzorgers van de eieren attent gemaakt op een veranderde situatie en zij beginnen een langzaam transport van eieren en larven. De tweede graad kan eveneens nog bestaan in een knikken van het lichaam of slechts van het achterlijf (Tapinoma, Lasius), waartoe dan evenwel nog een aanstooten van de gealarmeerde met de