D. H. LAWRENCE

harder: „Ik weet het niet". Overgevoelig was hij als kind, en de wisselende stemmingen en overgangen van humeur, die zich vertoonden bij de menschen in zijn omgeving, voelde hij, voordat hij begreep, dat hij opgroeide op een kampplaats. Zijn moeder, Lydia Beardsall, kon zijn vader nooit vergeven, dat zij verliefd op hem was geworden en hals over kop in een huwelijk terechtgekomen was, dat al wat tot haar hoogste wenschen in het leven behoorde, onbereikbaar voor haar maakte. Als jong meisje was zij onderwijzeres geweest; zij hongerde en dorstte naar al wat men toentertijd onder „geestelijke ontwikkeling" verstond, liep hoog weg met „ideeën", had een fanatiek respect voor zichzelf en een sterk verantwoordelijkheidsbesef. Haar man, Arthur Lawrence, schijnt een gelukkige en gemakkelijke natuur te hebben gehad. Hij bezat de eigenschap, vreugde in het leven te scheppen, en die eigenschap had geen schade geleden door de harde levensomstandigheden, waarin hij verkeerd had, — hij had ongeveer van zijn zevende jaar af in de kolenmijnen gewerkt ; een zekere zelfbewustheid had hij, maar die was toch van anderen aard dan het met zichzelf vervuld zijn, dat een noodzakelijk bestanddeel is van alle streven om een trap hooger op de sociale ladder te komen. Hij was trotsch op zichzelf, omdat hij een knap gezicht had, innemend was, iemand was, dien men graag mocht; en nu moest hij ondervinden, dat zijn knappe en ontwikkelde jonge vrouw niet zóó met hem ingenomen was, dat zij zich verzoenen kon met het leven en de levensomstandigheden, die hij haar bieden kon. Nooit kwam zij zoo ver, dat zij zich thuis voelde onder de mijnwerkers en hun vrouwen, in de leelijke en vuile stadjes van het kolendistrict in de buurt van Nottingham, en nooit liet zij zich door de armoede en door haar omgeving zulk een druk opleggen, dat zij den strijd voor haar idealen opgaf. Zij streed voor haar kinderen; diè, ten minste, moesten zooveel mogelijk deelachtig worden van al hetgeen het leven haar had onthouden. Zij moesten menschen worden in haar geest, niet in dien van hun vader. Hij werd voor de moeder de vijand. En hij greep in zijn onzekerheid en zijn gevoel van vernedering naar allerlei droevige middelen om zich te laten gelden. Zij was een vurig aanhangster van de anti-alcohol-