DUNNE LAGEN.*

Tusschen een vloeistof, bijv. water, en de daarboven zich bevindende luchtruimte bevindt zich een grenslaag, die eenige andere physische eigenschappen bezit dan het inwendige van de vloeistof of van de luchtruimte. Bekend is bijv. dat, wanneer men een klein druppeltje olie op het water brengt, het zich uitbreidt en een zeer dunne iriseerende laag vormt, zooals wij na regenval op de plaats der autohaltes dikwijls kunnen waarnemen. Ook tusschen twee niet te vermengen vloeistoffen, bijv. tusschen olie en water, evenals aan de oppervlakte van vaste lichamen, zooals aan die van glas tegen de lucht of van glas tegen water bestaan zulke grenslagen met bijzondere eigenschappen.

Dergelijke grenslagen vormden in de laatste tien jaren het onderwerp voor diepgaande onderzoekingen, daar zij de eigenschappen der betreffende stoffen in sterke mate beïnvloeden en zij in technisch opzicht zeer belangrijk kunnen zijn. Hier zij er aan herinnerd, dat een stormachtige zee met geringe hoeveelheden olie tot rust gebracht kan worden (olie op de golven gieten).

Bekend zijn de proeven met dunne lagen van vetzuren (bijv. palmitinezuur, stearinezuur) op wateroppervlakken, waaraan de namen Langmuir, Adam en Rideal verbonden zijn. Gebleken is, dat deze lagen in den regel slechts de dikte van een molecule hebben, d.w.z. dat een laag van nauwelijks één millioenste millimeter dikte voldoende is, om aan een oppervlak geheel andere eigenschappen te verleenen.

De vetzuren bezitten langgestrekte moleculen, die slechts met hun zure eindgroepen door het water worden aange-

* Ontleend aan „Die Umschau", Jaarg. XXXIX, Afl. 6. Illustrierte

wochenschrift über die fortschritte in wissenschaft und TeCHNIK,

herausgegeben von Prof. Dr. J. h. Bechhold, Frankfort a. m. w. B. III. iq35- 20