Bij Soemedang in de Preanger. 0 ^

0

Natte Sawahs. Op den achtergrond de Goentoer. 0

0

Soms wordt een enkele angkloeng bespeeld; meestal meerdere van verschillende grootte te zamen. De speler heeft dan bijv. in elke hand een instrument, en een grootere naast zich, die gebruikt wordt om een eind te maken aan een bepaald thema, zooals de zware gong bij het gamelanspelen. *) 0 Den heelen tocht, die ongeveer twintig minuten duurt, gaat het spelen door. Op elk willekeurig oogenblik kan de muziek afgebroken worden, omdat geen bepaalde melodie gespeeld wordt, 't Zijn aldoor dezelfde thema's met

*) Men herinnert zich de beschrijvingen en afbeeldingen der Indische muziekinstrumenten in ons blad van Augustus 1928.

oneindige variaties. Zooals vrijwel alle Inlandsche muziek moet men ook de angkloeng hooren in het milieu, waar hij thuishoort, bijv. te midden van de rust van een liefelijk bergmeertje, of bij de eigenaardige, sprookjesachtige stemming van den tropischen nacht. 0 Op een uitstekende landtong in het meer staat een pasangrahan, een veelal leegstaand gouvernementsverblijf, dat dan ook het doel van heel wat picnicpartijtjes e. d. is. Vooral in den drogen tijd, het Indische reisseizoen, kan het er op sommige dagen zoo druk zijn, dat de rustige bewonderaar van natuurschoon dan de voorkeur zal geven aan een van de stillere meertjes, die nog niet zoo in trek zijn. gg

De Heide

DOOR JAAP SINNINGHE. 0 0 0

W^VBET SPOOKT OP DE HEIDE....

Daar doolt ^e gl°eien(*e scheper, die den w^^wP1 rijken vreemdeling doodde en beroofde in «flUÜRfc Kerstnacht.

<M. \)' Jfc} En waar de heide haar overweldigende bloei werpt tegen de lage heuvels, verschijnt te middernacht een vurige hond met een grooten gouden sleutel in zijn bek — de sleutel, die toegang geeft tot het land van geluk. En het peilloos-diepe ven, waarin eens een vluchtende koning zijn kroon heeft geworpen, is het verblijf van de nixe, die een lied weet, dat de menschen naar het water trekt. Een teug nemen ze, en nog een, maar eer ze voor de derde maal de handen naar hun mond hebben gebracht, rijst de nixe uit het ven en trekt hen naar beneden in het zwarte, zwarte water.

En nog veel meer gaat er op de heide om.... 0 In de najaarsnachten, als de storm het zware gewei der dennen beweegt, en zwiepende regenvlagen de vlakte striemen, jaagt Keizer Karel's wilde jacht over gebalde wolkendrommen. 0 Vele volken onderwierp Keizer Karei, vele landen veroverde hij en zijn rijk strekte zich uit „van de wilde Donau

totter wilder zee" zegt de dichter; maar dit land was hem het liefst — dit dorre, schrale land. 0 En elk jaar opnieuw steekt de goede Petrus bedachtzaam den sleutel in de zware hemelpoort, terwijl hij hoofdschuddend naar de ruiters kijkt, wier paarden trappelen van ongeduld om naar buiten te komen. ' 0 „Ik kan maar niet begrijpen", zegt hij, „hoe ge nu in feilen wind en ruischenden regen op de verlaten heide kunt gaan jagen!"

Maar de keizer glimlacht in zijn grijzen baard. 0 „Als je een hoofd had afgeslagen, in stee van een oor Sint-Pieter, dan zou je mij begrijpen, dan zou je mij volgen!"

Het kloeke ros steigert en snuift de natte wolkenlucht in; dan neemt het zijn sprong, tot de knieën zinkt het weg in de witte wolkensneeuw, en luid-hinnekend rent het verder. De keizer grijpt den hoorn en blaast de luide tonen der vrijheid. Achter hem spatten de wolken open onder de hoeven der paarden en de pooten der honden die blaffen in eenen door.

En als de keizer teruggekeerd is in den hemel en de zware poort weer achter het laatste paard en den laatsten hond is gesloten, zucht hij:

„De heide is als voor duizend jaar, het bosch is als voor duizend jaar; maar wat zijn de menschen zwak geworden en laf!" m

73