Men ziet hier dan weinig menschen meer; trekt reeds in den zomer de prachtige Meenth — onbegrijpelijk genoeg — slechts gering bezoek, in den naherfst en wintertijd houdt dat schier geheel op en slechts het landvolk, dat er wat te doen heeft, tref ik er nog aan. En toch biedt deze breede laagte tusschen de Utrechtsche en Geldersche heuvelrij ook dan in 't wisselend uitzicht harer wilde, wijde luchten, in haar bloedroode, verheven zonnedaling en in haar ruwe, eerlijke sfeer zooveel aan, dat den gejachten geest rust verschaft en het moede hart tot inkeer komen doet. Waar omvangt u de wèldoende stilte zoo innig, waar droomen de vlakke velden zoo versterkend, waar zijt ge Zoo alleen met uw eigen ik, waar ontbloeien de gedachten zoo ongehinderd en vrij den gevoeligen mensch als hier in deze onafzienbare wildernis, die tot niets nuttigs deugt? Ja, die gelukkig nergens goed voor is, maar die helaaverbeterd kan worden. Jarenlang zijn deze wanvelden met leede oogen beschouwd door hen, die het wèl meenen met de welvaart van onze bevolking, lieden, wier toekomst-horizon aangenaam bepaald wordt bij golvende korenakkers, groene, welige koeweiden en vruchtbare hooilanden, allemaal dingen, die stellig van groote beteekenis zijn voor onze landbouwers en hun tot onmiskenbaar voordeel zullen strekken, doch die ons een terrein zullen ontnemen, belangwekkend om zijn nog nimmer geheel beëindigd geologisch onderzoek, beteekenisvol om zijn interessante flora en fauna, aantrekkelijk om zijn varieerende vergezichten en boeiende verscheidenheid van landschappelijk schoon, kortom een niet te schatten bron van genieting voor iedereen, die door de cultuur en den modernen tijd nog niet geheel ontspoorde, maar het onverdorven bezit en behoud van zulke

studie- en ontspanningsgebieden in ons vaderland broodnoodig blijft achten. Pas wanneer wij in een eenvormige landbouwsteppe zullen

De laatste hoogte van den Utrechtschen heuvelrug, die de Geldersche vallei ten Westen begrenst, is de Grebbeberg die naar de Rijn-uiterwaarden afglooit. (Foto V. d. Peppel; uit „Wagemngen als woon- en industrie-gebied.") q

zitten, gedraineerd en gemelioreerd door de wetenschap, met nijdig koud prikkeldraad verdeeld in vervelende rechthoekige kampen, wanneer de mooie wilde planten en bloemen verdrongen en de rijke vogelsen dierenwereld uitgedelgd is, wanneer lawaaiende industrie langs het drukke, rechtlijnige en beschoeide kanaal uit zwarte schoorsteenpijpen walmenden rook en smook door de eenmaal zoo reine sfeer zwadderen zal en de innerlijke waarde van dit monumentale land zal zijn verkeerd tot tastbaar gewin, dat men tevreden in safe of brandkast bewaart — dan zullen wij in onze stille uren beseffen, dat wij het goede deel verzuimden te kiezen en dat het inderdaad den mensch gesteld is, niet alleen bij brood te leven. E3 Nademaal echter stoffelijke belangen en aardsche behoeften hooger plegen te worden aangeslagen dan

ideële, is het wel zeker dat, hetzij door kanaal-aanleg en/of ruilverkaveling — op het oogenblik, omtrent den Kerst, is de beslissing nog niet gevallen — economische overwegingen de overwinning zullen behalen en den intellectueelen wandelaar en gevoeligen natuurminnaar rest slechts de hoop, dat men tijdig althans eenige der meest markante stukken van het tot ondergang gedoemde gebied der sublieme Geldersche Vallei in den oorspronkelijken toestand zal bewaren voor ons en hen, die na ons komen, enkele oorden dus als natuurmonument met een karakteristieke bevolking van plant en dier in harmonische samenleving. De keuze van zulke reservaten dient uiteraard met kennis en overleg te geschieden en hefst niet te laat, opdat er bij 't graven van het kanaal, de afwateringsplannen en ruilverkavelingen rekening mee gehouden kan worden. Q Ik zie wel aankomen, dat wij de kostelijke ruimte welke niet aan de palen van mijn en dijn gebonden is en de

ioi