DNS EIGEN TUD5CHRIFT

HOOFDREDACTIE: GERH- 'van ■ DdJK W® UITG.C'cJ^MOUTENèZOONiWLXSR

MEDEWERKERS : WILLEM ANDRIESSEN, HENRI BAKELS, H. BERSSENBRUGGE, C. H. DE BOER, rf HFIN BOEKEN HENRI VAN BOOVEN, JOHAN BRIEDE, PAUL BROMBERG, Prof. Dr. H. BRUGMANS J W^™ERUMEUS BUNING, CHARIVARIUS, VINCENT CLEERDIN, DIRK COSTER R E TRAMFR T D C VAN DOKKUM, JAN EIGENHUIS, Prof. Dr. B. G. ESCHER, Jhr. JAN FEITH, LOUIS VAN GASTEREN JAN GRATAMA, ANNE HALLEMA, JUST HAVELAAR, RICHARD HEUCKEROTH, nr C H DÉ TONGE, MARIE KOENEN, Sj. KUPERUS, EMMY VAN LOKHORST, Prof. Dr. P. H. VAN MOERKERKEN A F. J. PORTIELJE, GEORGE VAN RAEMDONCK, CATH. VAN RENNES, Prof, mi Tm RÖNTGEN Dr FELIX RUTTEN, H. SALOMONSON, Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURG. T onFWITK SCH^HOÜT, JAN SCHONK, J. B. SCHUIL, HELENE SWARTH, MARTIN SPANJAARD, R TEffi A. R VAN TIENHOVEN, FELIX TIMMERMANS, DAVID TOMKINS, OTTO VAN TUSSENRROFK I G VELDHEER, BERNARD VERHOEVEN, FRANS VERMEULEN. G, VERSTEEG, A. B. WIGMAN, TAN WILS JO DE WIT, ELIZABETH ZERNIKE EN VELE ANDEREN ® S

L ■ APRIL 1929 ■ ■

Tijdmeters, voorheen en thans

DOOR J. J. F. SCHILT. S

m^a^r ZIJN VAN DIE ZAKEN ZONDER welke wij ons onze huidige samenleving (jff^Wvs*' niet meer zouden kunnen voorstellen en <JiUU*v3 welker bestaan wij als „iets-van-zelf-spreff j kends" zijn gaan beschouwen. Een van de meest-onmisbare van deze is zonder twijfel het uurwerk in zijn tegenwoordigen, aan hooge eischen voldoenden, vorm.

Al moge dan volgens Oostersche denkwijzen „de tijd een begoocheling" zijn, zoolang wij leven in deze „begoocheling" moeten wij rekening met haar houden

en haar dienstbaar maken aan onze cultuur. £3

De primitieve mensch uit het grijs verleden, die „bij den dag leefde", moet eens in een stadium zijner ontwikkeling gekomen zijn, waarin hij de behoefte aan een nadere tijdsverdeeling gevoelde; die verdeeling kan niet anders dan een „dag"-verdeeling geworden zijn, gebaseerd op de zonne-standen, naar opkomst, hoogste punt en ondergang. E3 Een schrede verder ging de mensch door den dag en den nacht in een gelijk aantal deelen te splitsen, een wijze van indeeling die nimmer tot nauwkeurigheid kon leiden, daar de werkelijke lengte van zoo'n „uur" daarbij afhankelijk was van het jaargetijde waarin men zich bevond. In noordelijke streken was bijv. een nachtuur, dat volgens oud-Germaansche rekening een achtste deel van een nacht bedroeg, des zomers al zéér klein en het dag-uur daarentegen zéér groot; des winters was de verhouding juist omgekeerd, de korte dag bracht dan een kort dag-uur, de lange nacht een lang nachtuur mede.

Zijn vindingrijkheid bracht den mensch wederom een belangrijke schrede voorwaarts, toen hij dag en nacht te samen vatte als een eenheid en deze eenheid in 24 gelijke uren verdeelde. Eerst toen ook kon men er toe overgaan de tijdsindeeling objectief vast te leggen met gebruikmaking van de regelmatige beweging van zekere lichamen, met name van die van hemellichamen en mechanische instrumenten. 0 Verstond men zich al héél vroeg op de nauwkeurige waarneming van de bewegingen der hemellichamen naar gebleken» is uit de verschillende oudheidkundige vondsten, die getuigen van prestaties op dit gebied van Chaldeeën en Egyptenaren, als mechanisch-tijdmeetinstrument was men in de verre oudheid blijkbaar aangewezen op het z. g. water- of olieuurwerk, waarbij op een regelmatig rijzend water- of olievlak, een „drijver" zijn bewegingen aan een wijzer mededeelde. De oudste waterklok was reeds minstens 600 v. Chr. in Assyrië in gebruik, vermoedelijk bezaten de Chineezen hem echter vroeger. Sommige volkeren vonden een tijdmeter in het afbranden van lange kaarsen. 0 Ook werd als zoodanig algemeen gebruikt de „zandlooper", nog bekend, in samengaan met den zeis, als attribuut bij de symbolische voorstelling van den Dood. Hij bestond uit twee holle glazen kegels, aan de tesamengesmolten punten van 'n kleine opening voorzien en waarvan de bovenste fijn zand bevatte; na het wegvloeien van dit zand uit den bovensten in den ondersten kegel, wat in een vastgestelden tijd plaatsvond, moest het instrument omgekeerd worden en zoo vervolgens. Wij kunnen niet nalaten hier even te vermelden hoe lang en op welke wijze (behalve zelfs tot in onzen tijd als hulp bij het koken van eieren!), de zandlooper zich wist te handhaven. In de 17e eeuw bijvoorbeeld, toen het bezit van een klok of horloge een groote „luxe" was, werd nog op den kansel een zandlooper gebruikt, die door den prediker bij zijn optreden in werking werd gesteld en verder door hem gedurende den dienst in

161