Een hoekje van het Arbeidsmuseum. Iets uit de geschiedenis van het Licht.

Huis, en zijn steenen bijl of ijzeren speer. 0 Want waarlijk, de geschiedenis van het menschelijk geslacht is een Arbeids-geschiedenis; en daarop bedacht geworden leeren we den arbeid niet alleen nog persoonlijk zien, of als een sociale factor in de begrenzing van onzen tijd, maar zoo zien wij hem in dit historisch opzicht en verband: hij is de Bemiddelaar geweest tusschen onze oudste voorgeslachten en ons, zij hebben ons voortgebracht, maar gelijkertijd hebben zij hun arbeid verricht op de aarde, en haar aldus voorbereid onze woonplaats te zijn met al wat zij draagt. 0 En dat is nog alleen de menschelijke „partij" in het oratorium van den Arbeid. 0

Want met deze laatste gedachte zijn we als vanzelf uitgekomen bij nog een andere categorie van voorstellingen, die zich aan ons opdringt als in onverbrekelijke relatie gebonden aan die van den menschelijken arbeid: de in de Aarde en hare natuurlijke gegevens voorhanden arbeidsmogelijkheid. Want van haar, de Aarde, ontving het menschengeslacht zijn materiaal, de Natuur verschafte hem grondstof en werktuig beide, zoodat zijn Arbeid het bevruchtend element kon zijn, en uit die bewerking van het natuurlijk-gegevene een cultureel leven kon ontstaan. 0

En nog verder dringen de gedachten door tot achter die schemering van den morgen onzer vroegste historie. Nog zouden wij geneigd kunnen raken die twee: Natuur en Cultuur, als scherp-gescheiden tegenstellingen te zien, waartusschen de Arbeid staat als verzoenend element, gebonden aan menschelijke tusschenkomst. Maar niet eens komt het den mensch toe zich te verhoovaardigen op zijn onontbeerlijkheid: ook als Arbeider ging de Natuur hem voor! 0 Vóór de mensch er was, was er de arbeid der natuurkrachten; en van haar werk heeft de menschheid de vruchten geplukt — onwetend, meestal — zoolang zij bestaat, en wij plukken die vruchten elke seconde van ons leven, bij elke bete broods, bij eiken voetstap. En alleen die stille, geduldige, sinds ontelbare eeuwen onverpoosd voortgezette Arbeid der natuur waarborgt de mogelijkheid ook van toekomstig menschenbestaan.

Daar ligt in een der vitrines van dit wonderlijke „museum" een brok rivierklei en ge ziet de menigvoudig gekleurde (naar 't ijzergehalte rooder of blauwer) baksteenen ernaast. 0 Zoo komt ge te denken aan iets zoo eenvoudigs en Zoo groots en voor alle menschelijk en dierlijk en plantaardig leven primair-belangrijks als die geweldige Arbeid der verweering, dat langzaam werkend, aan alle gelijktijdige waarneming ontsnappend proces, waarvan het resultaat is: een cultiveerbare bodem als de onze, immers ontstaan uit niet anders dan de verpulvering en vergruizeling van de harde rotslagen, die in voorhistorische tijden de aardoppervlakte hebben gevormd. En ge denkt aan de machtige werking van het Water, dat van de toppen en flanken der verre bergen de verweeringsproducten (vergruizelde rots!) meevoerde, de dalen door, in snelle vaart, dan langzamer en trager, en eindelijk ze neerlegt in de afgelegen streken van de mondingen — de landen waar thans ons koren („ons"! graan) te groeien staat. Of aan die eeuwen aan eeuwen voortgezette werking van den geduldigen Wind — zie die afgeslepen woestijnsteen: de wind heeft die vlakken gepolijst — die een van zijn minst erkende functies vervulde in de verstuiving van de fijngepulverde „aarde", lengte- en breedtegraden ver, en zoo onze landen heeft helpen bouwen.

Of aan den arbeid van het ijs der Gletschers: over welk een breedte der aarde hebben zij eenmaal, van het Noorden Zuidwaarts, van het Zuiden Noordwaarts, de bovenste lagen der rotsbergen meegevoerd, en den bodem helpen opbouwen van thans vruchtbare vlakten en hellingen.

Arbeid — arbeid — heel den langen werkdag door der voorhistorische tijden, in het traagst-denkbare tempo, met het ruwst-denkbare materiaal — en van wereldscheppende beteekenis! 0 En door óns (let daar eens op, als ge een waarlijk goeden dag dit museum bezoekt, en er de gelegenheid treft voorgelicht te worden door zijn Conservator, van wiens werk en streven destijds reeds in ons blad werd gewaagd), door ons, in haastig tempo, en met veel rumoer, tenslotte toch slechts: van verre geïmiteerd 0

178