Donkere voorjaarsdag. Naar een fotografie van P. J. van der Laarse.

0

geklutste eitjes, dat wist hij ook. Welk een ramp! Nu zou je eens wat hooren. Nu ging hij het verliezen. Maar hij zou stand houden en in gedachten opende zich het achterdeurtje: de steeds af haalbare eieren bij den buurman-leverancier, als aanvulling van eigen voorraad. Hij wilde en zou de eer van zijn veestapel hoog houden tegenover de twee vrouwen, die hem straks en commandite in den grond zouden boren. 0 Schoonmoeder kwam en bij de lunch zouden de eerste eieren van eigen kippen worden geproefd. Van der Steen had er een boom over opgezet van je welste. Hij vertelde dat ze „net" vanmorgen en masse aan den leg waren gegaan, behalve dan die eene loome, dat kon je trouwens wel zien. 0 En op de vraag waarom hij geen haan had, antwoordde hij, dat die toch eigenlijk niets deed dan kraaien en voer pikken en dus de onkostenrekening noodeloos bezwaarde. Hij weidde verder nog breed uit over voedermethoden, broeden en bedrijfseconomie, waarover hij toevallig den vorigen dag een artikel in een plaatselijk blad had gelezen. Kortom, schoonmoeder kreeg van het bedrijf een hoogen dunk.... 0 Maar wat hij niet vertelde was, dat Mina, de dienstbode, op dat moment op stap was naar buurman met de boodschap om 15 van die bewuste eieren te halen. Het meisje was daar opengedaan en had gevraagd: „V - v - vijftien van de b - b -", waarop mijnheer haar in de rede was gevallen met de woorden: „O, ja, meisje, ik begrijp het al, ga maar even zitten, dan zal ik ze voor je halen". Hij was toen de gang door naar de schuur in den tuin geloopen en had aan den knecht geroepen: „Jan, de

184

broedeieren van meneer Van der Steen, hij wil ze zeker zelf onder een broedsche kip laten uitbroeden; morgen komen ze trouwens al uit; o, hij is toch ook zoo'n liefhebber...." 0 Daarna was het meisje met de eieren thuis gekomen en had mijnheer haar in de keuken opgewacht, waarna hij met een veelzeggend gebaar met de nog lekker warme eitjes was binnengekomen en had gezegd: „Zie Zoo, moeder, nu zult u toch eens wat fijns proeven, voel eens, ze zijn nog warm, zóó van onder de kip vandaan gehaald, 'k was er net bij, toen dit gelegd werd, dat is nu eens iets anders dan die muffe kalkeieren uit de stad...."

Toen sloeg schoonmoeder het mooie bruine ei op den rand van een melkkroes in tweeën en hoorden allen plotseling heel duidelijk: „piep, piep, piep!" 0

Wat Van der Steen toen te verduren kreeg is niet te beschrijven. Hij wist niet waar hij het zoeken moest. Zijn schoonmoeder kreeg een flauwte, zijn vrouw verweet hem alle 10 kippen in één blik, het zoontje des huizes zat heel oneerbiedig te schudden van het lachen en de dienstbode stotterde erger dan ooit. En eenige dagen later verscheen als kleine advertentie in een krant de mededeeling: „Kippen, kippenhok en glasramen te koop". Niemand vermoedde het drama, dat de oorzaak van de plaatsing was. En tot overmaat van ramp kwam zijn zoontje op een middag thuis met het bericht, dat ze spreekwoorden op school hadden moeten opzeggen en dat hij had opgegeven: „een kip is een zin maar geen gewin".... 0