met zijn gevolg om zijns vaders wensch te gaan vervullen. 0 Zoodra zij de stad achter zich hadden gelaten, kwamen zij aan een dicht bosch, dat zij in vlugge vaart doorreden. Plotseling zagen zij eenige meters voor zich uit midden op den weg een oud mannetje staan. Allen wenkten en schreeuwden hem toe op zij te gaan, maar de grijsaard schudde hardnekkig met zijn hoofd en verzette geen voet. Mirko was dus wel genoodzaakt, wilde hij den ouden man niet overrijden, den wagen stil te laten staan, hetgeen hij al vloekende deed. 0 „Zeg eens, ouwe, ben je doof?" schreeuwde hij hem toe. „Heb je ons wenken en roepen niet gehoord? Weet je niet, wie ik ben? Ik ben Mirko, 's konings oudste zoon en niet gewend, dat men voor mij niet uit den weg gaat. Ga op zij, wij hebben haast!" 0 „Ik wilde het gezelschap alleen maar vragen, of het den weg door het bosch weet en u tevens zeggen dat ik gaarne bereid ben, u met raad en daad bij te staan, als het noodig mocht zijn", antwoordde het mannetje nederig. „Hebt ge soms behoefte om te rusten, kom dan met me mee, mijn huisje is vlakbij". 0 „Houd ons niet langer op met uw onbeduidende praatjes", riep Mirko barsch. „Rust noch raad hebben wij noodig! Rust vinden wij wel in het beste hotel van de naaste stad, beter dan in uw kale hut en raad heb ik ook niet noodig van zoo'n ouden man. Ik kom er best Zonder, hoor". 0 „Dat moeten we afwachten", bromde de oude man bijna onhoorbaar tusschen zijn tanden. 0 „Voor de laatste maal dus, ga op zij, ouwe, anders sta ik voor niets in",

dreigde Mirko. 0 De grijsaard antwoordde hierop niets meer. Hij maakte den weg vrij en toen de ruiters zich nog eens omkeerden zagen ze hem een zijlaan ingaan. Zeker had hij daar zijn hutje gebouwd. Zonder ongevallen reden Mirko en de zijnen nu verder en hadden weldra het bosch achter zich. Dagenlang trokken zij door verschillende steden en dorpen van het koninkrijk en kochten overal zooveel staal en ijzer op, als zij maar machtig konden worden. Op het laatst was er niets meer te krijgen. Mirko liet er nu een groote ketting van smeden, die hij daarna op den wagen liet laden en in triomf mee naar huis nam. Terug in het paleis vertelde Mirko wat hij gedaan had en liet hij zijn vader de ketting zien. De koning knikte tevreden en gaf onmiddellijk bevel, den hof-ingenieur te laten komen. 0

„Neem werklieden mee en probeer, of deze ketting lang genoeg is om mijn koninkrijk te omspannen", sprak de vorst. „Ik ga ook mee, ik moet het met eigen oogen zien". 0 Eén dag en één nacht gingen met het werk heen, toen Zag de koning dat de ketting een handbreed te kort was! Bevend van opwinding wachtte Mirko de terugkomst van zijn vader af. Deze deelde hem zijn bevinden mee en tandenknarsend van woede hoorde Mirko het bericht van zijn nederlaag aan. Nu was de beurt aan prins Geza. 0 „Als het Geza ook niet lukt, geeft u ons wel wat anders op, hè vader?" vroeg Mirko en voelde weer een schemer van hoop in zijn ziel opkomen. Wat hem niet was gelukt, zou Geza heelemaal niet klaarspelen! Waar moest deze het ijzer en staal vandaan halen? Hij, Mirko, had immers alles opgekocht! 0 De koning knikte, maar zei daarna tot Geza: „Beproef nu ook je geluk, mijn jongen". 0 Deze liet zijn rijpaard zadelen, nam daarna van zijn vader afscheid en vertrok alleen, zonder knechts en zonder wagen. Spottend keek Mirko hem na. Ook snugger om niets mee te nemen! Verbeeldde Geza zich de ketting alleen te kunnen dragen? Wat een onnoozelheid! 0 Mirko had zich niet zoo boos behoeven te maken over zijn eerste mislukking! Hij behoefde voor een mededinger als Geza niet bang te zijn! 0 Geza reed inmiddels rustig door en moest door hetzelfde bosch, waar ook Mirko met zijn knechts doorgetrokken waren. En ziedaar, weer stond op dezelfde plaats midden op den weg het zelfde oude mannetje! Geza zag hem ook al van verre staan. Hij zwaaide met zijn hoed en riep hem vroolijk toe: „Goeden dag vadertje, hoe gaat het met u?" 0 De grijsaard wachtte, tot Geza naderbij gekomen was. Deze, zijn paard inhoudende, herhaalde zijn vraag. „Goed, best, mijn jongen", was het antwoord. „Hebt ge soms honger, of zijt ge dorstig geworden van den langen rit, kom dan met me mee. In mijn hut zult ge alle verkwikkingen vinden". 0 „De honger is niet zoo groot, maar voor een glas frisch water zou ik u zeer dankbaar zijn", antwoordde Geza vriendelijk.

„Volg me dan maar", hernam de oude man. Geza steeg van zijn paard af en bond het aan een boom vast. Daarna liep hij met den grijsaard mee en hadden zij weldra de hut bereikt. 0 „Treed binnen", noodigde de oude man, „en deel mijn bescheiden maal met mij". 0 Druk heen en weer loopende, voorzag hij zijn gast van brood, kaas en koffie. 0 „Waar is de reis naar toe?" vroeg hij onder de hand. Geza deelde hem den wensch zijns vaders mee en dat hij nu op weg was dezen als het kon te vervullen. „Geen makkelijke opgave, mijn jongen", schudde de grijsaard met zijn hoofd, „maar misschien kan ik je helpen, als je ten minste een^raad van een ouden man aan wilt nemen". 0 „Zeker", antwoordde Geza, „ik luister graag. Oude menschen hebben veel meer ondervinding dan wij jongeren." 0 „Bravo!" riep het oude mannetje goedkeurend. „Zoo iets hoort men tegenwoordig niet veel meer zeggen! Gewoonlijk denkt de jeugd de wijsheid in pacht te hebben. Luister dus naar mijn raad en volg hem stipt op.

219