RlEMERSMA, NO RA SCHNITZLER, ANNA SuTORIUS, E. TlERIE HOGERZEIL, DaVZD TOMKINS,Sa WlNS,

Walunder en de drie zwanen

Een Deensch sprookje bewerkt door VEDOS. Met teekeningen van Netty Heyligers.

^fJJF^R LEEFDEN EENS IN 'T HOOGE Noorden drie koningszonen, die heetten T^/fv^-^ Schlag, Eigil en Walunder. Op zekeren dag cJ0Uk^<) vonden zij in 't bosch onder een dennen(M—XE^> boom een klomp goud, waarin drie edelsteenen zaten, een groene, een blauwe en een roode. Zij namen de vondst mede naar huis en lieten haar de koningin zien. Maar toen deze de drie edelsteenen zag betrok haar gelaat en diep bedroefd sprak zij: „Ach mijn

geliefde kinderen groen is het gras, blauw is de

hemel en rood zijn de rozen, die in de warme landen bloeien! De vondst beteekent dat gij mij verlaten en naar landen trekken zult, waar de lentelucht zachter is dan in dit ijsland! Daar zult gij ieder eene gelief de vrouw

vinden en gij zult bij haar blijven. En ik? Ik zal

verlaten achterblijven op mijn eenzaam kasteel Ach,

kinders: groen is het gras, blauw is de hemel en rood zijn de rozen der warmere landen!".... g Niet lang, nadat dit gesprek had plaatsgevonden maakten de koningszonen zich gereed om de wereld in te gaan. Zij kleedden zich in lichte pantsers, gordden de zwaarden om en zetten hunne gouden helmen op het hoofd, ieder had een der edelsteenen in zijn helm laten zetten: Schlag de groene, Eigil de blauwe en Walunder de roode. Zij spanden de honden voor de sleden en gingen op weg. Hun reis ging over sneeuw- en ijsvelden en als zij moede waren, rustten zij in hunne sleden uit. Vele weken duurde de reis, totdat zij aan een meer kwamen. Dat leek hun een geschikte plek om er te overwinteren en dus bouwden Zij zich aan het meer een blokhuis. Zij woonden er vele weken en leefden van de jacht en de vischvangst. Eindelijk was de winter voorbij en nu werd de hemel zoo blauw als de steen, die in Eigil's helm zat, de aarde droeg een prachtig groen kleed en de zon glansde zoo helder, dat de broeders er angstig van werden. Want in hun geboorteland was de zon altijd donker-rood geweest en steeg zij nauwelijks boven de bergen uit. Op zekeren dag, toen de broeders van de jacht terugkeerden, zagen zij aan den oever van het meer drie zwanen Zitten, die aan het spinnen waren. Dat was wel een heel ongewoon gezicht en nieuwsgierig kwamen de konings¬

kinderen nader. Juist keerden de zwanen zich om en toen zij de broeders zagen, wierpen zij hun zwanenkleed af.... en nu stonden voor de verbaasde oogen der jongelingen drie beeldschoone meisjes, in doorzichtige gewaden gekleed. De eene droeg een blauw, de tweede een rood en de derde een groen kleed. g Toen de koningszonen van hunne verbazing bekomen waren, noodigden zij de meisjes uit bij hen in 't blokhuis te komen wonen en vroegen haar tevens ten huwelijk. De meisjes stemden toe en zoo trouwde Schlag met Schwanhilde, die het groene kleed droeg, Eigil met Alrune, die in 't blauw gekleed was en Walunder met de jonge Alvilde, het meisje van het roode kleed, Alvilde was de mooiste der drie meisjes, zij was mooier nog dan de zon! g Negen jaren hadden zij gelukkig met de koningszonen geleefd, toen de vrouwen op zekeren dag tot de broeders zeiden: „Hoezeer het ons ook spijt, wij moeten jullie thans verlaten en weer naar het rijk der zwanen terugkeeren. Over negen jaar zijn we weer vrij en komen dan terug als jullie op ons wilt wachten; dan zullen wij vanaf dien tijd voor altijd bij jullie blijven!" De koningszonen waren zeer bedroetd toen zij dat hoorden; treurig lieten zij het hoofd hangen en antwoordden niet.

Toen sprak Schwanhilde: „Opdat jullie ons niet zult vergeten, geef ik jullie hierbij drie sleutels; daarmede kunt jullie de bergen opensluiten zoo vaak jullie maar wilt, en je moogt zooveel van de edele metalen, die je in de bergen zult vinden, nemen als je zelf maar

™kj" .. S Nadat zij dat gezegd had wierpen de vrouwen het zwanenkleed weer om en daar vlogen reeds drie zwanen over het blauwe meer. g Eenige weken waren er verloopen, toen Eigil en Schlag het besluit namen om heen te gaan en hunne vrouwen op te zoeken. Maai Walunder zeide: ,Wat helpt jullie dat? Je weet immers niet waarheen zij getrokken zijn!" Maar de broeders letten niet op zijn woorden en maakten Zich reisvaardig. Toen zij klaar waren sprak Schlag tot Walunder: „Ik zal je een teeken geven, waaraan je steeds kunt zien of ik dood ben of nog leef. „Daarop drukte hij zijn voetstap in den weeken grond en zeide: „Zoolang je dezen voetstap duidelijk en onveranderd kunt zien, ben ik buiten gevaar. Is hij met water gevuld dan ben ik verdronken; als hij met bloed gevuld is, dan ben ik in den strijd gevallen en als hij uitgewischt is dan ben ik aan een ziekte gestorven!" g Eigil deed en sprak hetzelfde en daarop vertrokken zij. Op zekeren avond zaten zij aan een rivier, vele dagreizen

249