RHYTHME IN DE GESCHIEDENIS DER AARDE

wordt, waarmee de kortegolfzender wordt verbonden. Voor de behandeling komen vooral in aanmerking armen en beenen, aangezien er geen andere methode met behandeling in een electrisch veld bestaat, waarbij een zoo gelijkmatige verwarming van den geheelen arm of het geheele been plaats vindt.

Het genezende effect vindt volgens Liebesny en vele anderen niet haar oorzaak in de verwekking van inwendige warmte, zooals dit bij de diathermie het geval is. Deze warmte moet zelfs bij de toepassing van de korte radiogolven worden vermeden. Eerder zou de genezing gebonden zijn aan een specifiek electrisch effect, dat aan de golflengte gebonden zou zijn.

In Amerika heeft men met deze korte radiogolven ook koorts verwekt, welke tennaastebij zoo lang blijft bestaan, als de inwerking van de golven plaats heeft. Het is gebleken, dat dit ook toepassing kan vinden als koortstherapie in samenwerking met andere geneesmiddelen ter genezing van hersenverweeking. Of deze wijze van koorts verwekken dezelfde goede resultaten geeft als de door Wagner von Jauregg ingevoerde malariatherapie zal nog uitvoerie moeten worden nagegaan.

J. G.

Rhythme in de geschiedenis der aarde.

Als een „zandstroom" gaat de verwoesting van gesteenten in de hoogere gebieden der aarde steeds voort en aanhoudend heeft er vorming van nieuwe gesteenten in de lagere gebieden plaats. Zoo ligt het voor de hand dit feit als een tijdmaat voor de geschiedenis der aarde te gebruiken.

Nu gaan deze verwoesting en die nieuwe vorming van gesteenten niet steeds in hetzelfde tempo; ze zijn aan plaatselijke en tijdelijke wijzigingen onderworpen. Dit verklaart, dat de berekeningen van verschillende onderzoekers, die op deze veranderingen der aarde betrekking hebben, niet altijd overeenstemmen.

Volgens de berekeningen van Schuckert is in Amerika in de primaire periode, het zoogen. eerste levenstijdperk der aarde of de palaeozoïsche periode hoogstens 33,8 kubieke meter gesteente gevormd, in de secundaire periode, het tweede levenstijdperk of de mesozoïsche periode 26,4 kubieke kilometer en in den nieuweren tijd 18,7 kubieke kilometer. Dit wijst er op, dat deze drie geologische tijdperken in lengte verschillen, hetgeen ook op andere wijze afgeleid is. De hier meegedeelde getallen moeten niet als een absolute maat voor den duur van de genoemde perioden beschouwd worden.