DE OUDERDOM EN DE ONTWIKKELING VAN DEN MENSCH

logie, dan wordt hij zonderling verward en spreekt hij zichzelf tegen. In zijn diagrammen plaatst hij de overblijfselen van Piltdown, Peking en Java — waarover nader — in het Plioceen, maar in zijn tekst spreekt hij van alle drie als (vroegste) Pleistoceen. In zijn diagrammen en op bladzijde 35 schat hij het Pleistocene tijdperk op slechts 200.000 jaren; maar telkenmale stelt hij in zijn boek het aantal op 250.000 Dan, in zijn eerste diagram, stelt hij het Mioceen slechts op een duur van 450.000 jaren en het Eoceen op een van 600.000, wat absurd is. Hier is hij er globaal millioenen jaren naast. Maar het resultaat is, dat de werkelijke mensch misschien niet langer dan een kwart millioen jaren op onze aarde heeft geleefd en wellicht minder dan 200.000 jaren geleden tot behoorlijke ontwikkeling is gekomen, een zeer gematigde schatting vergeleken met zekere recente gewaagde speculatieve berekeningen.

We zullen nu uiteenzetten, in waarschijnlijke volgorde van tijd, de voornaamste voorbeelden van overblijfselen, welke voor die van den oermensch worden gehouden. Hier zijn wij door Sir Arthur Keith hulpvaardig voorzien van gegevens om de juistheid van onze conclusies te toetsen, maar heeft hij ons niet in alle opzichten den weg gewezen.

1. Australofiithecus, „de zuidelijke aap". Er is een versteende schedel, bij Kimberley gevonden door Prof. Dart van de Witwatersrand-Universiteit in Zuid-Afrika. Hij noemt dengene, van wien die afkomstig is, „niet een op een aap gelijkenden mensch, meer een op een mensch gelijkenden aap", die misschien dateert van een half millioen jaren geleden, van het vroeg-Plioceen; maar Broom en Keith zouden hem een heel stuk later plaatsen. Allen zijn het erover eens, dat hij een vorm tusschen aap en mensch was. Wat omvang aangaat, geleek hij op een chimpansee; verder kon hij niet spreken. Maar hij was een der verstandigste van alle bekende anthropoïde apen, want zijn hersens maten 500 cm3.

2. Pithecanthropus („aapmensen") erectus. Vele lezers zullen zich de sensatie herinneren, veroorzaakt door de ontdekking daarvan te Trinil op Java, in 1891/2, door Dr. E. Dubois, toen hij luide begroet werd als de „missing link". In dikke lagen van vulcanische tufsteen, laagste Pleistoceen