DRIJFIJZER, EEN TOEVALLIGE FACTOR

uit het ijzer van een Engelsche bijl was vervaardigd. Het was aan een korten steel bevestigd, waarschijnlijk van been, door middel van riemen van robbenvel. De steel was zoodanig uitgehold, dat hij geschikt voor de hand was, zoodat elke vinger zijn vaste plaats had.

Portlock verloor bij het inruilen van pelzen een anker aan de kust van Alaska, dicht bij Jakutat, in 1787, doordat de inboorlingen er in geslaagd waren den kabel door te snijden. Twee jaren later deelde een inboorling aan den Russischen koopman Izmailov den diefstal mede, waarop deze eenige manschappen uitzond om het anker terug te halen. Zij bevonden, dat de inboorlingen er in geslaagd waren de ankerklauwen en den ring er van los te maken. Het anker woog 780 pond.

Meares maakt in 1788 melding van de behendigheid, waarmee de Indianen van Nootka op Vancouver in staat waren een ijzeren werktuig te vervaardigen. „Zij wisten van het ijzer, dat zij van ons kregen, een soort gereedschap te smeden, bestemd om groote boomen uit te hollen, waartoe het beter geschikt was dan eenig stuk gereedschap, dat wij hun hadden kunnen geven. Dit werk werd in hoofdzaak uitgevoerd met behulp van een vlakken steen, die als aanbeeld diende, en een ronden, welke als hamer gebruikt werd, Met deze gebrekkige werktuigen smeedden zij uit het ijzer, dat niet in het vuur verhit was, een werktuig, dat eenige overeenkomst met een houweel vertoonde, dat zij met koorden, uit pezen gemaakt, aan een handvat bevestigden. Nadat het aan het uiteinde scherp gemaakt was, beantwoordde dit stuk gereedschap voortreffelijk aan het doel, waarvoor het bestemd was.

In dien tijd hadden zij herhaaldelijk gelegenheid om de Engelsche grof smeden aan het werk te zien. Het gereedschap, dat zij maakten, vertoonde denzelfden vorm als hun vroegere van been en schelpen. Onbeschaafde volken verkiezen gewoonlijk het houweel boven de bijl als gereedschap.

Het is van belang het feit op te merken, dat deze wilden weinig moeite hadden om te ontdekken, hoe zij het Europeesche ijzer konden bewerken, dat zij aanvankelijk door drijfhout of ruilhandel verkregen. Hun steenen hamers waren voor dit doel voldoende, omdat het ijzer reeds bewerkt en