DE ZEEVAARTKUNDIGE ASTRONOMIE EN DE GROOTE

groote tochten, onder het bevel van Magellaan, vier eeuwen geleden, waarbij voor de eerste maal een reis rondom de aarde volbracht werd, waardoor onomstootelijk de bolvorm van de aarde werd bewezen, waaraan nog velen hardnekkig weigerden te gelooven.

Over welke instrumenten beschikten nu de zeelieden, die deze groote ontdekkingen deden?

We moeten dan vooreerst er op wijzen, dat zij op hun voorgangers in de Oudheid een grooten voorsprong hadden. Sedert onheuglijke tijden kenden de Chineezen de eigenschap van de magneetnaald van zich naar het Noorden te richten of, beter gezegd, volgens een richting, die slechts langzaam verandert. Zij hadden de kennis van dit feit overgebracht aan de Arabieren en deze weder aan de Westelijke Christenen. Indien men, toen het Romeinsche rijk op zijn hoogtepunt was, deze kennis reeds had bezeten, zou het aan de groote keizers, Trajanus of Marcus Aurelius bijvoorbeeld, niet te vergeven zij n geweest, indien ze den Atlantischen Oceaan niet hadden laten onderzoeken door een vloot, die onvermijdelijk de Nieuwe Wereld zou hebben ontdekt.

De zeevaarders van de vijftiende eeuw maakten gebruik van de arbaleet of Jacobsstaf, een instrument uitgevonden in de voorafgaande eeuw door Léon de Jood, een Israëliet, wonende in Provence. Ten onrechte schreef men later deze uitvinding aan Régiomontanus toe.

De Jacobsstaf is een staaf of pijl verdeeld in gelijke deelen, waarlangs een dwarsstaaf verschoven kon worden, welke hamer genoemd werd. De waarnemer kijkt langs het eind van de staaf naar den rand van de zon, zoodat de gezichtslijn juist langs het bovenste eind van den hamer ging. Tegelijkertijd tracht hij de lijn, loopende van zijn oog naar het andere eind van den hamer, horizontaal te houden. De verdeeling op de pijl, waarop de hamer zich dan verbindt, geeft direct de hoogte van de zon boven den horizon aan.

Ze hadden ook de astrolaab. Indien ooit een woord voor allerlei verschillende zaken gebruikt is, dan is het dit. Daardoor heeft het een bepaalde beteekenis verloren en is het niet meer dan een term in de litteratuur, die door de schrijvers wordt gebruikt zonder zich te bekommeren om de beteekenis,