VIKINGERTIJD DER SLEESWIJKSCHE LANDENGTE

einde nut getrokken, voordat deze ook in den noordelijken versterkingsarm ingeschakeld was. In dezen vermeenden „verbindingswal" hebben wij op grond daarvan slechts een versperrings-linie te zien, die den zuidelijken Schlei-oever met zijn landingsplaatsen onder het toezicht van Haithabu bracht, maar met de voornaamste werken der landengte oorspronkelijk niet in verband stond.

De zoo met behulp der Ryde-annalen en de resultaten der opgravingen verkregen voorstelling van de ontwikkelingsgeschiedenis van het Danewerk behoeft nog een dubbele aanvulling: Het westelijkste deel, de „kromme wal", die zich met zijn eigenaardige bochten aan het daarvoor gelegen lage land aan de beek aanpast, moet als een bestanddeel van een oorspronkelijk werk uit één stuk beschouwd worden, hetgeen aanstonds mogelijk blijkt, wanneer wij met de overlevering van de 17de eeuw de leemte weder sluiten, die hem sedert eeuwen van het westelijk einde van de lijnrechte „Kograben" scheidt. Dan voegden zich in dezen oudsten bouw oorspronkelijk daardoor twee slechts in technisch opzicht van elkaar verschillende helften te zamen, dat de westelijke aan den rand van moerassig laagland, de oostelijke daarentegen den vlakken rug van de heide op den kortsten weg tot het zuidelijk einde der bocht van de Schlei doorsneed. Daar de Kograben veel ouder moet zijn dan de Thyra-wal en een derde aftakking niet aanwezig is, herkennen wij in dit werk uit één stuk van de Schlei tot de Treene tevens het werk, dat naar Einhard's annalen de Deensche koning Göttrick omstreeks 808 „van de Oostzee tot de Noordzee" Het bouwen, om daardoor de landengte en den handel van ,,Sliesthorp" tegen Karei den Groote en de met hem verbonden Abotriten1) te beschermen. Thyra's bouw van een wal, die zich eveneens tot de Noordzee moet hebben uitgestrekt, heeft de westelijke helft van den wal van Göttrick, den krommen wal, slechts versterkt, verder oostwaarts daarentegen rekening gehouden met het feit, dat het gebied van SchleswigHaithabu intusschen aan Saksische heerschappij onderworpen

1) Abotriten of Obotriten is de naam van een Slavischen volksstam, die tusschen Trave en Warnow gevestigd was en Karei den Groote hulp verleende tegen de Saksen. ( Vert.)