Schaap-scheren op de Veluwe

DOOR G. J. PEELEN.

^r^TT^yANNEER NA LANGEN VERWOEDEN \ \ / strijd eindelijk de zon een overwinning behaald heeft op de koude grillige nukken van ▼ ▼ April; wanneer de heele natuur zich blijde verheugt om zooveel kleur- en warmteweelde, en de eerste Meidagen zich al vereerd zien, door een wondergroei van vlug ontsproten groen; wanneer de larix die altijd de eerste is, zijn vroege frischheid la weer verloren heeft, en zich in schoonheid verdrongen ziet door een veelvuldigheid van groen en jonge bloemenweelde van allen kant; wanneer de lammeren de zachte beveiliging van de moederwol niet meer behoeven, en de ooien verlangen 't broeiend warme pak te verliezen, drijven de herders, nu door vele helpers bijgestaan, hun kudde op zoo'n mooie Mei-middag naar 't beekje, waar 't zonlicht met grillig beweeg van witte lijnen, met de luchtige rimpel-strooming van 't water mee, over de heldere bodem valt. 0 't Kost eenige moeite de anders zoo gedweeë dieren in het water te krijgen, maar eenmaal gewend aan de koude, wachten ze willig hun lot af. 0 Met groote borstels vol groene zeep wordt er nu gewerkt, met schuim gespat naar alle kanten, dat afdruipt en het glasheldere water in een ommezien verandert in een vale melkkleurige vloeistof. Na het eerste proestend en snuivend verzet, beginnen de ooien het zelfs prettig te vinden. Het door het grauwe heidestof, en het lange winterverblijf in de vuile zand-schuur goor-grijs gekleurde wolpak, begint langzamerhand zijn natuurlijke wit terug te krijgen, als ze nog wat rillend, en schuddend, de vacht onherkenbaar, door de tot groote dikke klonterkrullen saamgeplakte haren, teruggedreven worden, naar de nu terwille van warmte en zindelijkheid met frisch stroo belegde schuur. Drie dagen rust genieten ze daar. Dan is de helder witte, fiuweelig-zachte wolle-weelde droog, en kan 't groote feest beginnen. Vroeg zijn 's morgens de mannen al in de weer om de deel nog ruimer te maken. De dorschmachine, de koekkisten en hakselsnijder worden heelemaal tegen den zijwand geschoven, zoodat de dorschruimte er bij getrokken wordt, de kleppen van de paardestallen worden neergelaten, om 't stof te vermijden, en zeildoek wordt gelegd over de bodem van den koestal, die al een week door de koeien verlaten, helder wit gekalkt, en met schoon geel zand bestrooid is; daar zal straks de lange witte wol geborgen worden. 0 Niet minder druk is onderwijl 't „vrouwvolk" bezig in het bakhuis. 0 De boerin zelf, het jak hoog opgestroopt, is met haar dikke roode armen in den baktrog het fijnere krentendeeg aan 't bereiden, met een zorgvuldige mengbeweging van meel, gist en krenten, terwijl af en toe 't groote mes te pas komt, bij het snijden der sucadeplakken. De dochter en de meid slaan en rollen en kneeden het taaie, kleverige „mikke-deeg" op den blanken houten tafel, tot het willig den vorm aanneemt, die noodig is, om op den houten schep met den langen steel in den, door het dunne lustig knetterende dennehout, rood opvlammenden oven geschoven te worden.

Want er is heel wat noodig dezen dag, voor de vele gasten, die langzamerhand al van alle kanten opkomen dagen. Bevriende naburige boeren, met hun vrouwen, die met 't jongste ploegpaard voor dogcart of sjees met een vlugge zwenking het erf op rijden. Terwijl de knechts de paarden van het tuig bevrijden, en in den stal brengen, haalt de boer zijn groote breede schaar uit 't wagenkistje, en de vrouw haar breiwerk. En 't duurt niet lang of de eerste schapen worden op den deel gebracht, waar weldra de drukte in vollen gang is. Er klinkt eerst een klaaglijk geblaat, bij het vreemde van het met groote happen tegelijk afvallende wolkleed. Steeds gezelliger en vroolijker wordt de bedrijvigheid, als nieuwe schapen binnenkomen, en de geschorene, naakt en kaal, onwezenlijk klein, als lammeren lijkend, weggebracht worden. Met volle armen wordt de wol opgestapeld in de koestal, waar het wit der afgevallen vachten schijnt te wedijveren met de blanke kalkmuur. Uren achtereen staan de mannen zoo voorovergebogen over 't tusschen hun knieën geklemde dier, hun handen in één durende beweeglijkheid. De linker strijkt steeds voor de begeerig verderhappende schaar in den rechter, de verwarde, ineengedraaide krullen glad, en al hooger stapelt het wit zich op, langs hun beenen. 0 Bij 't regelmatig getik-tik der scharen voegt zich 't vroolijk geroezemoes der stemmen, zoowel van de knippende mannen, als van de breiende vrouwen, die langs den muur gezeten, onder luidruchtig gebabbel, elkaar telkens in de rede vallend den tijd korten. 0 De gastvrouw loopt met vlugge passen, en breed armgezwaai al redderend af en aan van de keuken en de „geut" naar 't bakhuis, om 't oog te houden over haar kooksel en baksel, dat aan de zorg van dochter en meid toevertrouwd is. 0 Tegen elven komt er op 't sein van de boerin een korte verpoozing. De mannen leggen hun schaar neer, werpen hun pruim weg, vegen met hun boezeroenmouw het zweet van 't voorhoofd, om dan met veel stemmengerumoer de vrouwen naar den keuken te volgen, waar de groote ronde kommen koffie al klaar staan, met daar bovenop een dikke snee van het warme krentenbrood. Ze hebben nu wel den tijd om eens even uit te blazen, want 't grootste deel van het werk is achter den rug. 0 't Blijft dan ook niet bij één kopje, maar gestadig gaat de groote koperen ketel al vullend en bijvullend van kop tot kop, tot de eigenaar, door de kom om te keeren, te kennen geeft, dat hij voldoende heeft. De rest wordt nu afgewerkt, tot tegen eenen alles klaar is, alle schapen kaal en berooid vreemd opeengedrongen staan in de schuur, alle wol zorgvuldig opgeruimd is, en 't eigenlijke „feest" beginnen kan. 0 In de groote met roode „estrikken" bevloerde keuken, rechts van het groote houtvuur, met zijn mooie koperen haardgereedschap, staat de roodgeverfde tafel noodend opgedekt met het onveranderlijke traditioneele menu: aardappelen met botersaus en zoute visch. 0 Alle borden zijn al rijkelijk met groote blanke stukken gevuld, zoodat men zich alleen van aardappelen te

260