ULTRAGELUID

men wisselstroom erop laat inwerken, dan komen ze in trillende beweging en zenden geluidsgolven uit, die buiten onze gehoorgrens liggen.

De geluidsenergie van zoo'n geluidszender is buitengewoon groot. De „geluidssterkte" van zoo'n ultrageluid — dat wij gelukkig niet kunnen hooren — is meer dan 10.000 maal zoo sterk als die van een kanonschot. Op het als geluidsgever gebruikte kwartskristal wordt zoodanig beslag gelegd, dat het dikwijls stuk springt.

Daar men gevonden heeft, dat de ultrageluidsgolven het best in een vloeistof, zooals b.v. olie worden voortgeplant, hangt men bij proefnemingen den ultrageluidsgever in een bak met olie en dompelt daarin dan de voorwerpen, waarvan men den toestand onder invloed van de ultrageluidsgolven wil onderzoeken.

Reeds bij een betrekkelijk gering trillen van den geluidsgever in het oliebad gaat de oppervlakte van de vloeistof rimpelen; hoe sneller de trilling, des te sterker is de beweging van de oppervlakte, zoodat de olie zelfs opgespoten wordt. Wordt een glasplaatje op deze plek gelegd, dan kan men dit zelfs met een gewichtje van 100 tot 150 gram belasten, zonder dat het zinkt. De olie wordt bij een sterke trilling van de geluidsbron elke minuut eenige graden verwarmd.

Dompelt men een glazen kolf, die van boven in een spits uitgetrokken is, in de olie, dan wordt de energie van de olie op de kolf en daarna op de spits overgedragen; men kan daarmee dan zelfs, onder afgifte van rook, een gat in een dun houten plankje branden. Vat men de spits met de vingers aan, dan brandt men zich, ofschoon het glas niet bijzonder warm is; dit is natuurlijk het gevolg van de snelle trilling, waarin de spits verkeert.

Wanneer men dan ook de hand in water dompelt, dat door de ultrageluidsgolven doorstraald wordt, dan krijgt men een onaangenaam, eenigszins pijnlijk gevoel. Kleine vischjes en kikkers worden in de nabijheid van den ultrageluidsgever verlamd of zelfs gedood, algen worden stuk gescheurd, het protoplasma wordt uit de cel van de plant verwijderd. Ook bacteriën worden door deze golven beïnvloed, al worden ze er niet door gedood. Het schijnt, dat in deze gevallen zeer kleine lucht blaasjes in het organisme ontstaan; maar ook is het mogelijk, dat ten gevolge van plaatselijke verwarming van het lichaam door de energie-opname een beschadiging optreedt.

De lucht bleek voor het overbrengen van de ultragolven niet geschikt te zijn; muizen, die men geruimen tijd in de lucht met ultragolven bestraalde, vertoonden geenerlei beschadiging.

Al zijn de practische toepassingen van de ultrageluidsgolven thans nog gering, toch bleken zij reeds thans een hulpmiddel bij chemische en physische onderzoekingen te kunnen zijn; een nader onderzoek zal hieromtrent evenwel meer licht moeten brengen.

Gs.