DE STRIJD OM HET VERKEER.*

Een Engelschman heeft eens gezegd: „Transportation is civilization", „Verkeer is civilisatie". Maar verkeer is ook strijd — strijd van de nieuwere, technisch meer volkomen verkeersmiddelen tegen de oudere, en strijd van de oudere, die zich niet willen laten verdringen, tegen de nieuwere verkeersmiddelen. Wij beleven dat dan ook dagelijks in de hardnekkige worsteling tusschen den spoorweg en den straatweg, die door de auto's aan den spoorweg steeds meer transport — en juist het meest loonende — onttrekt en in geringere mate ook in de concurrentie tusschen het verkeer te land en te water tegenover de luchtvaart.

In de Oudheid kon men slechts zeilen, wanneer de wind precies van achteren kwam, of althans tennaastebij van achteren; bij een andere windrichting of bij windstilte was men op roeiers aangewezen. Het meest gebruikelijke scheepstype van de antieke beschaving aan de Middellandsche Zee, de kleine triëres van ongeveer 300 registerton, had 120 tot 200 roeiers (en een even groot aantal aflossingsmanschappen) noodig1). Daardoor was dit scheepstype economisch slechts bruikbaar, wanneer men als roeiers bijna uitsluitend slaven, krijgsgevangenen en misdadigers gebruikte.

Te land waren de omstandigheden nog veel bedenkelijker. Weliswaar legden de beide groote, geestelijk geheel continentaal ingestelde cultuurvolken der Oudheid, de Chineezen

* Ontleend aan „Die Umschau", Illustrierte Wochenschrift über die fortschritte in wissenschaft und technik, 4o. jahrgang, heft 20, Prof. Dr. j. h. Bechhold Verlag, Frankfurt a. m.

1) Koning Ptolemaeus Philopater van Egypte zou zelfs een pronkschip voor 4000 roeiers bezeten hebben.

w. b. IV. 1936. 8