DE JAPANSCHE INDUSTRIALISATIE EN HET BRITSCHE RIJK

die van Groot-Brittanniƫ. De volgende tabel zal de verhouding duidelijk maken (ontleend aan de Revue Diplomatique, Tokio, i Augustus 1935):

Dichtheid der Bevolking

Aantal Verhouding van het

inwoners bewoonbare gedeelte Feitelijke Volg-

Land per tot de totale dichtheid Jaar orde

O km oppervlakte

Het eigenlijke Japan 174 19% 916 1933 ie

Het Japansche Rijk. 137 20% 675 1933 2e

Belgiƫ 264 74% 357 1930 3e

Nederland 231 75% 308 1930 4e

Groot-Brittanniƫ... 146 81% 180 1931 7e

Duitschland 134 63% 213 1935 5e

De Japansche bevolking is naar ruwe schatting in de laatste zestig jaren verdubbeld. Bij het begin van het Meiji-tijdperk, omstreeks 1870, geneerde zich 80 percent van de bevolking met landbouw en visscherij. Het aantal personen, dat op den landbouw is aangewezen om in zijn levensonderhoud te voorzien, is sedert sterk toegenomen, doch de verhouding tot de totale bevolking is teruggeloopen tot 50 percent in 1930. Men schijnt het er nog niet over eens te zijn geworden, of het verzadigingspunt in den Japanschen landbouw reeds bereikt is. De Commissie-Lytton constateerde in 1930, dat zulks inderdaad het geval was. De laatste beschikbare statistieken toonen aan, dat het aantal personen, dat zijn brood kon verdienen in het eigenlijke Japan, bedroeg 29.220.000 in 1930, of ongeveer 45 percent van de totale bevolking. In 1920 was het aantal 27.260.000. Waar had dat meerdere van twee millioen bezigheid gevonden? De landbouw verschafte zoowel in 1920 als in 1930 werk aan hetzelfde aantal personen. Doch het aantal in de nijverheid werkenden steeg met 100.000 tot 5.400.000. De handel nam er 670.000 meer op, terwijl er voorts nog 570.000 werden toegevoegd aan het ambtenaarscorps, de vrije beroepen, het leger en de marine. Het is van belang er op te wijzen, dat de landbouw om zoo te zeggen in het geheel niet meer personen opnam in het laatste tiental