BEVINDEN WE ONS IN EEN DONKEREN NEVEL?*

Indien men astronomische foto's goed bekijkt, ziet men daarop donkere nevels, enorme nevelachtige deelen van de ruimte, welke hier en daar tegen den met sterren bedekten achtergrond van den Melkweg zichtbaar zijn. Sommige daarvan zijn ook reeds waar te nemen met het ongewapende oog, zooals die in de Zwaan, welke dwars door den Melkweg heen loopt en de groote onregelmatige wolken in Ophiuchus en de Schorpioen, boven Antares. De meest duidelijke van allen, dicht bij het Zuiderkruis, was reeds eeuwen geleden bekend bij de zeelieden onder den naam van Koolzak.

Een eerste blik op de foto geeft den indruk, dat de donkerste van deze wolken volkomen ondoorzichtig zijn. Maar bij nadere beschouwing blijkt dit niet het geval te zijn en zorgvuldige tellingen van het aantal sterren in even groote deelen van den hemel, binnen en buiten de donkere gedeelten, geven een denkbeeld van de doorzichtigheid. De daarachter gelegen sterren schijnen er door heen, maar met een helderheid, die tot op een vierde of zelfs tot op een tiende van de oorspronkelijke verminderd is.

Vergeleken met deze kosmische wolken gelijkt een gewone aardsche mist op een soliden muur. Zulk een mist absorbeert meer licht bij een dikte van honderd meter dan een donkere kosmische nevel van de dikte van een lichtjaar. De helderste en meest doorschijnende lucht is, met haar vergeleken, ondoorzichtig. De ongeveer 200 mijlen, welke de stralen van de ondergaande zon in onze atmosfeer doorloopen, doen hun

* Ontleend aan „Scientific American", New York, Juli 1936.