JAPAN: EEN CLINISCHE AANTEEKENING.*

Sinds het Mantsjoerijsche incident heeft de buitenlandsche politiek van Japan 's werelds afkeuring opgewekt. Anders dan een particulier persoon kan een natie niet erkennen, dat zij ongelijk heeft; Japan's eenige antwoord is dan ook geweest zich wijs te maken, dat zijn rechters ongelijk hebben en dat het zelf het bij 't rechte eind heeft. Om die bewering kracht bij te zetten heeft het 't geloof trachten ingang te doen vinden, dat het handelt uit de zuiverste motieven, die zijn medenaties met opzet verkeerd verstaan. Hoe meer zij afkeuren, des te sterker is zijn overtuiging, dat het gelijk heeft.

Deze overtuiging van rechtschapenheid en wat er bij behoort, het gevoel van niet begrepen te worden, vindt dagelijks uitdrukking in het gesproken woord en de pers van het land. Een voorbeeld daarvan is de volgende passage uit een hoofdartikel over het Ethiopische conflict: „Er moeten toch wel redenen zijn, die Italië rechtvaardigen bij zijn poging, om de Ethiopische quaestie met geweld van wapenen op te lossen, maar de Premier Mussolini schijnt te zijn misverstaan door de Mogendheden.... Ons land deed bittere ervaring op als gevolg van zulk een gemis aan begrijpen ten tijde van het Mantsjoerijsche incident.. .. De wereld schreef dat incident toe aan de Japansche militairen en veroordeelde dat streng. Dat was het resultaat van gebrek aan juiste kennis van den toestand van de zijde der andere Mogendheden"1).

* Ontleend aan „Foreign Affairs, an American quarterly review," New-York, April 1936.

1) Uit de Jiji van 10 Juli 1935 (Deze en de verdere aanhalingen zijn overgenomen uit de Japan Advertiser, waarin dagelijks vertalingen voorkomen van hoofdartikelen, die in de binnenlandsche pers verschijnen. De aangehaalde bronnen hebben echter betrekking op de Japansche Courant, waarin de betreffende passage oorspronkelijk was afgedrukt.)