JAPAN: EEN CONISCHE AANTEEKENING

Niet alleen komen andere Mogendheden te kort in het begrijpen. De verdere meest voorkomende tekortkoming, die hun door de Japanners ten laste wordt gelegd, is dat zij geen oprechtheid toonen. Een voorbeeld daarvan is het standpunt, dat Japan inneemt ten aanzien van zijn weigering om een non-agressiepact met de Sovjet-Unie te teekenen. Het rechtvaardigt zijn positie door 's vijands kamp aan te vallen. ,,De Sovjet-Unie lijdt onder een verkeerd begrip van Japan" zegt een militaire berichtgever. „Indien zij inderdaad vrede in het Verre Oosten wenscht, zoude zij ons de oprechtheid van haar bedoelingen moeten toonen.... voordat zij een nonagressie pact met dit land wil sluiten1).

Gekwetste onschuld is een houding, die Japan dikwijls aanneemt in antwoord op afkeuring van het buitenland. In den laatsten zomer, toen de Volkenbond een resolutie aannam, waarbij Duitschland's opzegging van het tractaat van Versailles werd veroordeeld, opperde de Sovjet-delegatie het denkbeeld, dat een gelijke resolutie op het Verre Oosten zou worden toepasselijk verklaard. Een Japansch hoofdartikel over dat onderwerp constateerde: „Het is duidelijk, dat de vertegenwoordiger der Sovjets Japan op het oog had" en vroeg toen onnoozel: „Heeft Japan iets gedaan in overtreding van internationale verdragen?x) Onnoodig te zeggen, dat het hoofdartikel geen melding maakte van het Negen-Mogendhedentractaat. Zoo wijst Japan ook met ernstige verontwaardiging op een van zijn buitenlandsche critici, die gedurende het Mantsjoerijsche incident „zoo ver ging, dat hij Japan ervan beschuldigde, Chineesch territoir te bezetten." x)

Met zijn vanzelfsprekenden afschuw bij de beschuldiging, Chineesch grondgebied te hebben bezet, alsof dat een daad was, waarvan Japan nooit gedroomd had, schijnt een verklaring als bovenstaande voor vreemde lezers ongeloofelijk. Met ware verbijstering vraagt de vreemdeling zich af, welk doel de Japanners wel gelooven, dat door zulk een huichelarij

i) Generaal-Majoor Itagaki, Sous-chef van den staf van het leger in Kwantoeng, aangehaald door het Nieuwsagentschap Rengo in de Japan Advertiser van 24 April 1935.

1) De Miyako van 20 April 1935.

2) In de Gaiko Jeho Revue Diplomatique van Augustus 1935.