ANTHROPOLOGIE EN GESCHIEDKUNDIG ONDERZOEK

der, niet alleen bij den oorsprong der menschheid, doch zij blijven verbonden, zoolang het onderzoek naar de menschelijke ontwikkeling en de studie der menschelijke prestaties bestaan. De anthropologie leert van de geschiedenis de daden en verrichtingen van de volkeren tot het karakter van het ras te herleiden en op grond daarvan de volkeren — biologisch — in rassen in te deelen. En de geschiedenis leert van de anthropologie hoe, na het ontstaan en de ontplooiing van het menschelijk geslacht, de rassen zich afscheidden, en hoe de levensuitingen afhankelijk zijn van het karakter van het ras, ook in die gevallen, wanneer menschen van verschillend ras staatkundig tot volkeren vereenigd zijn.

Het verband tusschen anthropologie en geschiedenis berust op het inzicht, dat op geschiedkundig gebied niets gebeurt, wat niet uiteindelijk een biologischen (hier dus anthropologischen) grondslag heeft. Zooals b.v. de taalvorsching voor het menschkundig onderzoek een hulpmiddel kan zijn om tot de kennis van het geschiedkundig verband tusschen verschillende stammen te komen, zoo kunnen ook volkenkunde en geschiedenis hulpmiddelen voor hetzelfde doel zijn, want ook volkenkunde is geschiedenis van de beschaving der volkeren.

Maar de anthropologie zelve heeft ook nevengebieden, waarmede zij nauw verbonden is, en zonder welke zij zelfs niet werken kan. In bepaalde omstandigheden zal het noodig zijn, dat de geschiedenis dergelijke neventerreinen als haar eigen gebied moet beschouwen. Ontwikkelingsgeschiedenis en rassenkunde zijn niet te begrijpen zonder de erfelijkheidsleer. Daar leven steeds „levende" ontwikkeling en omvorming is, komen in de erfelijkheidsleer bijna alle gebieden der biologie tezamen. Daarom is het ook geenszins een overdreven eisch, dat biologische kennis thans algemeen verlangd wordt en dat — onafhankelijk van een of ander vakgebied der biologie — de kennis der erfelijkheidsleer daarbij als noodzakelijke voorwaarde vooropgesteld wordt. Op deze wijze heeft ook de geschiedenis met de erfelijkheidsleer te maken.

Dit houdt dus den eisch in, dat men zich zal bezig houden met een tak van wetenschap, die niet alleen volkomen nieuw is — uit het oogpunt van de genoten schoolopleiding — doch