anthropologie en geschiedkundig onderzoek

behalve de theoretische kennis van geschiedkundige gebeurtenissen, deze kennis in practijk brengen ten nutte van het volk en het vaderland. Het practische nut van het anthropologische en raskundige onderzoek is de rashygiƫne. Als onze biologische wetenschap ons in staat stelt, een inzicht te krijgen in het verloop van processen, die voor de toekomst van individu, gezin en volk van het hoogste belang zijn, en als wij dan tevens de middelen bezitten, om op dit verloop naar onzen wil invloed uit te oefenen, dan spreekt het vanzelf, dat wij alle middelen aanwenden om het gezonde, nuttige erfdeel in het volk te behouden en te verzorgen en, omgekeerd, het schadelijke uit te roeien. Er bestaat geen middel om erfelijke ziekten te genezen. Men kan alleen de takken laten uitsterven, waarvan men vastgesteld heeft, dat zij schadelijk zijn.

Ook bij deze doelstelling vinden anthropologie en geschiedenis elkander, want de historicus ontmoet bij zijn onderzoekingen voorbeelden, die aantoonen, hoe op het lot van geslachten en volkeren invloed wordt uitgeoefend door de gevolgen van erfelijke eigenschappen. Hiermede levert de geschiedkundige het bewijs, dat de geschiedenis van personen, volkeren en rassen niet geheel aan het toeval is overgelaten, doch dat gebeurtenissen, waarbij men tot voor korten tijd nooit aan biologische dingen gedacht had, door biologische wetten beheerscht worden. Als men de geschiedenis uit dit gezichtspunt beschouwt, dan kan men niet alleen dingen, die gebeurd en voorbij zijn, verklaren, maar men krijgt tevens een nieuwen blik op de toekomst. En als dit ten bate van ons volk wordt gebruikt, dan heeft de samenwerking tusschen geschiedenis en anthropologie, naast wetenschappelijk-theoretische beteekenis, ook werkelijk tastbaar nut.

Hans Weinert.