ONDERZOEKINGEN BETREFFENDE DE ZON

voorkomen van het Noorderlicht en van de onregelmatigheden in de aanwijzing van de magneetnaald van de zonnevlekken afhangt. Onlangs zijn waarnemingen verricht, waaruit bleek, dat bij Noorderlicht op groote breedten op aarde ook verschillende ziekten, b.v. rheumatiek, toenemen; een goede radioontvangst, tenminste met lange golven, staat ook daarmee in verband.

Vooral hebben de zonnevlekken invloed op bepaalde onweersverschijnselen, wel niet op bepaalde weersverschijnselen op bepaalde plaatsen, maar wel op het gemiddelde weer in grootere gebieden. Zoo heeft men waargenomen, dat de waterstand van het Victoriameer in Afrika de vlekkenperiode vertoont en zelfs de jaarringen van oude boomen vertoonen soms, wel is waar lang niet altijd, een sterkeren groei in jaren, die rijk zijn aan zonnevlekken. Bij zeer oude boomen in Californië, die bij een dikte van 16 meter en een hoogte van 100 meter een ouderdom van 3000 jaren bereiken, heeft men dit tot 1000 jaar vóór Chr. kunnen vervolgen.

Dit is nu weer daarom bijzonder merkwaardig, omdat de vlekkenperiode geenerlei invloed schijnt te hebben op de belangrijkste grootheid, die op de zon betrekking heeft, namelijk de zonnestraling. Deze is in de laatste jaren, vooral door de bemoeiingen van het Amerikaansche SmithsonianInstitution, bijzonder nauwkeurig gemeten en daar men aan zeer ver uit elkaar liggende punten van de aardoppervlakte, namelijk in Californië, Chili en Zuid-West-Afrika, overeenkomstige veranderingen gevonden heeft, neemt men aan, dat niet de aardsche atmosfeer hiervan de oorzaak is, maar dat de zonnestraling ongeveer met een bedrag van ongeveer één procent verandert; maar een eenvoudig verband met de vlekkenperiode, in dien zin, dat bij een grooter aantal vlekken de straling geringer zou zijn, bestaat geenszins. De wet, volgens welke de straling van de zon verandert, is tot nu toe niet gevonden. Een aanvulling van deze leemte zou ook daarom gewenscht zijn, omdat ook hier misschien invloeden op het weer op aarde bestaan. Men heeft ten minste een verband tusschen den algemeenen aard van het weer in ver verwijderde streken op aarde waargenomen; zoo is vastgesteld, dat het in het midden van Noord-Amerika meer regent naar gelang