HET DRAMA IN HET GEESTELIJK LEVEN DER VOLKEN.*

De Volta-zitting van de Koninklijke Academie te Rome en haar eervolle uitnoodiging schenken mij de gelegenheid over „Het drama in het geestelijk leven der volken" te spreken. De eerste blik op het gebied, dat wij met deze quaestie betreden, toont ons haar uitgebreidheid, de tweede haar oneindigheid.

Het weinige, dat ik of wie ook daarover vermag te zeggen, kan op zijn hoogst hier en daar als een zoeklicht het onderwerp belichten.

Het drama is een der vele pogingen van den menschelijken geest om uit den chaos den kosmos te vormen. Dit streven begint reeds in het kind, en wordt gedurende het geheele leven voortgezet. Het tooneel in het hoofd van den mensch groeit jaar op jaar, en het tooneelgezelschap wordt grooter en grooter. De tooneeldirecteur, het intellect, overziet het weldra niet meer, daar de acteurs tot een ontelbare menigte aangroeien.

De eerste spelers op het groot-kleine wereldtooneel in het kinderhoofd zijn moeder, vader, broers en zusters, bloedverwanten en andere menschen, die binnen den waarnemingskring van het kind treden. In het spel van het kind begint dit tooneelstuk zich naar buiten baan te breken: het bootst de moeder, den vader en hun verhouding tot de kinderen na. En steeds verder breidt zich deze zucht om na te doen uit,

* Redevoering, bestemd voor de IVde Volta-zitting van de Koninklijke Academie te Rome, opgenomen in ,,Die neue Rundschau", Berlin und Leipzig, November 1934.

In deze rede wordt door den schrijver het woord ,,drama" niet in den engeren zin van „treurspel", doch in de algemeene beteekenis van „tooneelstuk" bedoeld. (Vert.)