MALARIA-ZOÖPROPHYLAXIE

Malaria-zoöprophylaxie.

Met dezen wel zeer wetenschappelijk klinkenden term wil men het simpele feit aanduiden, dat sommige huisdieren den mensch tegen malaria-infectie beschermen, eenvoudig door hun aanwezigheid. Hun bloed blijkt voor de malariamug veel aantrekkelijker te zijn dan menschenbloed. Reeds in 1907 trok dit de aandacht van Dr. Legendre in China voor het paard en in 1910 in Tonkin voor den buffel. De stallen zijn vol muggen zoolang 't vee er in huist, de muggen verdwijnen en zoeken den mensch op als prooi, als de stallen ledig zijn. In de laatste jaren heeft dit feit de aandacht getrokken in Britsch-Indië en ook in onze Oost-Indische bezittingen. Walch is in een rijstdistrict op Java karbouwen als „malariamuggenscherm" gaan gebruiken en wel één karbouw op twintig menschen. In de twee maanden, waarin hij slechts enkele muggen in de menschelijke woningen kon vangen, ving hij in de stallen van twee karbouwen 1026 muggen, alle tot het suspecte anophelesgeslacht behoorende (a. hyrcanus, a. vagus, a. kochii en a. barbirostra). Hij acht het houden van karbouwen dan ook een eenvoudig en practisch voorbehoedingsmiddel.

In Europa, speciaal in Italië, is men aan dit feit ook meer aandacht gaan wijden.

In 1932 en '33 heeft Escalar in het zwaar door malaria geteisterde dorp Ardea in 't zuidelijk deel van den Agro romano proeven met die z.g. „zoöprophylaxie" genomen en de resultaten medegedeeld in de „Rivista di malariologia" van 1933 en '34. Ardea is een landbouwende gemeente met 700 volwassen inwoners.

In 1929 leden hiervan 23% aan malaria, in 1930 46%, in 1931 32 %, ondanks prophylactisch chinine-gebruik en verbeterde hygiënische toestanden en ondanks den strijd tegen de muggenlarven en de gevleugelde insecten. Hij kwam toen op het denkbeeld het varken in den strijd te hulp te roepen, liet een twintigtal gemetselde varkensstallen rondom het dorp oprichten en ging toen aan het muggenvangen en tellen in die door varkens bewoonde stallen. Men ving daarin 19.678 muggen, tegen maar 2.658 in de menschelijke woningen.

Het malaria-cijfer daalde daarna tot 9%. Hierdoor aangemoedigd bouwde men er nog zeven varkensstallen bij, zoodat men op elke 18 bewoners er één varken op nahield. Toen nu bleek, dat de malaria-muggen blijvend aan varkensbloed boven menschenbloed de voorkeur gaven en het malariacijfer nog meer daalde, kon met het toedienen van prophylactische doses chinine opgehouden wor-