ITALIË EN ETHIOPIË

industrieel gebied in de negentiende eeuw de noodzakelijkheid om het kanaal spoedig te voltooien deed toenemen, kwamen de mogelijkheden om er misbruik van te maken, meer op den voorgrond te staan.

Van het oogenblik af, waarop het eerst van een ontwerp voor een kanaal bij Suez werd gehoord, legde Groot-Brittannië de grootste belangstelling ervoor aan den dag. Het had bij zulk een waterweg het meest te winnen; en, dank zij zijn primordiale belangen in Indië en het Oosten, had het er ook het meest bij te verliezen. De zorg voor zijn eigen belangen dwong het daarom tot een consequente politiek van vijandigheid tegenover alle projecten voor een scheepvaartkanaal door de landengte, alsmede tot het besluit om allen handel met het Oosten te beperken tot de veilige route langs de Kaap de Goede Hoop — veilig, omdat zij door de Britsche Zeemacht wordt beheerscht.

De aanleg van het Suez-kanaal werd dan ook langen tijd uitgesteld. Mohammed Ali Pacha, Onderkoning van Egypte, die in 1834 wel genegen bleek om tot het graven van een dergelijk kanaal over te gaan, liet zeer spoedig het ontwerp los, daar hij ondervonden had, dat zulk een waterweg zijn positie in Egypte maar in gevaar brengen zou. In 1841 naderde Arthur Anderson, de invloedrijke directeur der Peninsular and Oriental Company, welke het vervoer van post en passagiers naar en van het Oosten langs de kort te voren geopende „landroute" door Egypte verzorgde, het Britsche Ministerie van Buitenlandsche Zaken met een plan voor een kanaal door de landengte, dat Engeland verscheidene duizenden mijlen en „voor alle doeleinden" dichter bij het Oosten zou brengen. Dit vanzelfsprekend argument was vol ironie voor Lord Palmerston in verband met het feit, dat op hetzelfde oogenblik de Franschen moeite deden om door aankoop of inbezitneming langs de kust van Abessinië en in de Perzische Golf strategische havens te verkrijgen. Het was dus in overeenstemming met het voorafgaande, dat, toen Fransche promotors in 1847 steun zochten voor een nieuw kanaal-ontwerp, de Engelsche Consul-Generaal in Egypte, in het volle besef van de macht en het standpunt zijner Regeering, zeggen kon: „Wij kunnen gerust het scheepvaartkanaal van