DE WEG NAAR HET ABSOLUTE NULPUNT

warmte aan toegevoerd, noch warmte aan onttrokken. Dit wil volgens Boltzmann zeggen: de totale ongeordendheid, welke in het stelsel vóór de uitvoering van het proces heerschte, is ook daarna blijven bestaan. Ze is noch toe-, noch afgenomen. Zoolang het magnetische veld bestond, was ook het zout gemagnetiseerd, en dit beteekent, dat ten minste een zeker gedeelte van de elementair-magneetjes, waaraan het zout zijn paramagnetisch karakter dankt, gericht was.

Onder den invloed van het magnetische veld heerschte dus met betrekking tot de magnetische assen van de afzonderlijke deeltjes een zeker geordend-zijn. Op het oogenblik, dat het veld verdwijnt, verliest het zout zijn magnetiseering, d.w.z. de assen worden niet meer gericht, of er treedt dus met betrekking tot het gericht zijn der assen een toename van ongeordendheid op. Nu hebben wij evenwel van te voren vastgesteld, dat de totale in het lichaam aanwezig zijnde ongeordendheid onveranderd moet blijven, daar wij hier toch met een adiabatisch proces te doen hebben. Dit kan blijkbaar slechts bereikt worden, doordat in het lichaam op andere wijze een compenseerende vermindering van de ongeordendheid optreedt. En dit heeft plaats doordat van de moleculen de intensiteit van hun warmtebeweging kleiner wordt; deze slingeren minder ver uit en volbrengen hun bewegingen ook met een kleinere snelheid. Het resultaat van het proces is dus een afkoeling.

Proefnemingen betreffende deze afkoeling volgens de magnetische methode worden thans op drie plaatsen verricht: door Giauque te Berkeley, door Simon te Oxford en door de Haas te Leiden. Deze laatste is tot nu toe het absolute nulpunt het dichtst genaderd. Bij de eerste proefnemingen in April 1933 bereikte hij door het ontmagnetiseeren van 0,05 gram ceriumfluoride 0,27 graad boven het absolute nulpunt, en bij de laatste onderzoekingen in Februari 1935 kon hij 70 gram chroomaluin tot 0,0047 graad boven het absolute nulpunt afkoelen.

Daarmee bevinden wij ons in een temperatuurgebied, dat beslist lager is dan de temperatuur van de wereldruimte. Tevens is ook de dichtheid van de stof in de ruimte, die het